[Mahler Symfonie nr 1, Mendelssohn Italiaanse Symfonie o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Het Concertgebouw leek mij Zondagmiddag verdeeld in twee kampen, de eenen klapten na de Symphonie van Mahler, en die heeft hier fanatieke vereerders, de anderen na de Symphonie van Mendelssohn, bij wijze van protest, dacht me half en half en ik kreeg zelfs den indruk, dat het daarom zoo gedwongen en stroefjes ging, een indruk, waarschijnlijk toe te schrijven aan de wisselwerking van mijn eigen stemming, want ik kan niet helpen, dat ik alle applaus voor werken van Mendelssohn enkelen uitgezonderd, in den grond van 't hart houd voor leven om niets.
Het ligt niet in ons plan een vergelijking te maken tusschen deze Eerste Symphonie van Gustav Mahler en Mendelssohns vierde, zijne Italiaansche. Het is o.i. al te duidelijk in wiens nadeel zij uit zou vallen. Bij het hooren of zien van Mendelssohns muziek moet ik altijd denken aan zijn notenschrift, dat door facsimile's genoeg bekend werd; het is keurig, net, glad, recht, de letters met sierlijke krulletjes en een beetje zwier, maar alles karakterloos en zonder psyche, zonder diepte of eigen leven - juist als de muziek zelf, geestig, onderhoudend, alles gelikt en ordelijk, er staat geen toon verkeerd en allen op de goede plaats, keuvelend, amusant, melodieus, zacht van gebaar tot in haar uitingen van quasie-appassionato. Het rythme zijner Italiaansche geeft ons hiervoor een behoorlijk voorbeeld. Heeft hij eenmaal de evenredige maat beet als het eerste deel en tweede dan is er waarlijk geen ophouden aan en na den z.g. Pelgrimsmarsch (het Andante) gaat u de ongehoord gelijkmatige beweging van den Continu-bas zóó in 't bloed zitten, en ik geloof inderdaad, langzamerhand in den polsklop, dat men de grootste moeite voelt in het 3/4 van 't Scherzo mee te gaan en dan wederom behaaglijk trippelenden twee-kwarts van den Saltarello ondervindt als een gewaarwording van verlossing. Ons dunkt dat men een werk als dit, ook wat de instrumentatie betreft (slechts het Trio is in dit opzicht noemenswaard) mag gaan beschouwen als verouderd, behoord hebben tot een overgangstijdperk in de Duitsche muziek.
Pal daartegenover staat Gustav Mahler. Wij heeten het jammer, dat men hier van dezen buitengewonen componist, in vergelijking van Richard Strauss naast wien men hem toch zonder den minsten twijfel gerust mag stellen, zoo weinig te hooren krijgt. Het is waar, dat de meeste zijner Symphoniën groote moeilijkheden bieden wat de bezetting aangaat, er is al gauw hulppersoneel noodig bij het slagwerk, een solist of een koor, maar wij gelooven toch te mogen wijzen op eene zeker verwaarloozing in zijne kunst richting. Anton Bruckner behoort immers ook daartoe? en kennen wij hier ander werk van dezen grooten kunstenaar dan zijne zevende Symphonie? Wij gelooven, dat ook hier eene revisie van het repertoire wel eenigszins noodig zal blijken bij nauwkeurige beschouwing. Voor Willem Mengelberg zien wij bovendien in deze richting een nieuw veld om lauweren te behalen.
Gustav Mahlers eerste symphonie is geen programma-muziek, ofschoon men zich bij haar structuur die duidelijk wijst op een zeer bewuste architectuur gemakkelijk een tekst zou kunnen phantaseeren. Zoo iets als het ontwaken van een nieuw leven en geluid; of de eeuwige verjonging en de durende barenskracht van alle dingen etc. Wellicht zal men deze gedachten wat ver gezocht vinden; toch bevatten zij wel een kern van waarschijnlijkheid. Het is b.v. al te treffend hoe alle motieven en thema's zich ontwikkelen uit het quart-interval, waarmee in het langzame deel de symphonie wordt opgezet: een vogel-lokroep, een woud-toon, een natuurstem, waarin de kiem van al wat volgt besloten ligt. Weinigen der moderne componisten kunnen bogen op zoodanige consequentie en concentratie, als waarmee Mahler dit motief, ook in zijn omkeering als quint doorvoert. Den ostinato der pauken b.v. in het mystieke derde deel een zonderlinge mengeling van donkere plechtstaatsie en rythmische bevalligheid; welk een logica! En de pauken-solo bij 't slot van het eerste deel; nogmaals welk een logica zelfs in zijn effect-middelen, welke, wil men luisteren altijd een verborgen zin hebben. Ook in den door-en-door modernen slot-satz kan men dergelijke bewonderenswaardige vasthoudendheid aan het oer-beeld terugvinden; behalve nog dat de meeste motieven uit het voorafgaande, beurtelings wederkeeren.
Om kort te zijn: deze eerste Symphonie telt talrijke plaatsen van hartstochtelijke schoonheid, van visionaire kracht, en niet het minst waar Mahler werkt met gewone middelen. Zij bracht veel enthousiasme te weeg, wat Willem Mengelberg heeft willen deelen met het orkest.