Agnes Nicholls [liederen recital, met medewerking van Max Mossel, viool] (Concertgebouw, kleine zaal)
Mevrouw Agnes Nicholls heeft bekoorlijkheden, welke specifiek Engelsch zijn, maar Engelsch op zijn best, want zij is niet de fijne spichtige miss, met overbeschaafde allures, de zoetelijke herfstdradige fee der tegenwoordige teekenaars van het Vereenigd Koninkrijk, maar charmante, ouderwetsche dame der bekende Dickens-illustraties, uit het tijdperk, dat alle jonge dames en hare moeders nog naar schouwburg of concertzaal gingen met de breikous of het haakwerkje, de steken tellend op de maat der muziek. De herinnering aan de lang voorbije dagen der amusementskunst, toen een zanger ook wel eens wedijverde in vaardigheid met een trompetter en het won (eigenlijk een anarchisme in verband met het voorgaande) worde niet verkeerd uitgelegd. Wij waardeerden die luchtige hoofschheid der voordracht van mevr. Nicholls en het zwierig-oppervlakkige harer intenties zeer in de oud-Engelsche liederen van Purcell b.v., van welk soort zij er gisteren tot onzen spijt niet op haar programma had. Wij achten dit ook in de artistieke salonkunst van Hamilton Hartz, welke wij heden nader leeren kennen; aardige liederen, zeer lieve dingetjes en zeer muzikaal (Lullaby) die, moesten wij ze thuis brengen in een omgeving, prachtig konden figureeren bij Frans Abt of Friedrich Kuhlau, ietwat gemoderniseerd wel te verstaan; doch op de hoogte van hun tijd zijn ze niet, vooral niet wat betreft de tekst-declamatie (At Sea o.a.). Dat de muzikale ondergrond der liederen van Brahms en Richard Strauss soms tegenover de opvattingen staat van Mevrouw Nicholls, die liefst blijmoedig kwinkeleert, ligt voor de hand. Wij schatten er het vreugdige coloriet der stem en hare degelijke ontwikkeling niet minder om. Ook Hamilton Harty heeft eene hoedanigheid, welke wij in alle opzichten moeten loven: zijn schoon accompagnement. Het paste zich even voortreffelijk aan bij de zangers als bij den violist. Deze, de heer Max Mossel, droeg voor de Sonate in g groot van Edward Grieg, de Fantasie appassionate
van Vieuxtemps en eenige kleine stukjes. Het rhapsodische der Fantasie bedroog weer de helft der hoorders en ontlokte al handgeklap bij een der schijnbare fermates in 't midden; dit is voor de uitvoerders zonder twijfel prettiger, dan wat we Lambrino eens zagen gebeuren: men wist niet, dat het uit was! Toch ontbrak dezen avond het talrijk publiek en het bovenmatig enthousiasme van het vorig concert.