Variaties over een St. Nicolaasliedje van Jan van Gilse [o.l.v. de componist] (Concertgebouw)
Er verschijnen op muzikaal gebied niet veel St. Nicolaas-actualiteiten, het werk is geestig, of minstens het thema en de instrumentatie, de componist is een Hollander, het stuk is uitgegeven als orkest-partituur en als pianobewerking voor vier handen, bij A.A. Noske te Middelburg, (en dan is een weinig propaganda te billijken), de zes vaste orkesten van ons land kochten de compositie reeds aan (zij verscheen in den herfst) ter uitvoering, wij zetten ons daarom met genoegen aan een bespreking, omdat het er allen schijn van heeft dat dit gemoedelijke muziekstuk ons land zal gaan veroveren. Hierop kunnen wij niets tegen hebben. Verging het van Anrooy's Hollandsche Rhapsodie niet glorieus? Zes drukken in korten tijd, van dit even gemoedelijke, onschuldige werk. En méér naar onze meening verdienen het Jan van Gilse's ‘Variaties over een St. Nicolaas-liedje’. Dit is ten minste artistiek bedoeld werk. Wij kwamen echter tot deze korte parallel, omdat een vrij groot deeltje onzer muzikale kunst den laatsten tijd den populairen kant uitdraait. Denk slechts aan Johan Wagenaars humoristische parodieën, komische opera, en ander grappig werk. Wij memoreeren het ook omdat het veler opinie is, dat in die richting de toekomst ligt onzer nationale muziek-kunst. Hoe dit zij, de meeste onzer musici schrijven in dat genre genietbaarder dan in alle overige. Vergelijk Jan van Gilse's symphonie ‘Erhebung’ b.v. eens met deze variaties!
Zij zijn gisterenavond, voor 't eerst hier te Amsterdam, uitgevoerd door het Concertgebouw-orkest, onder leiding van Jan van Gilse zelf. Wat ons bij 't hooren in de eerste plaats trof, was niet de fijne muziek, doch de instrumentatie. Met een tweevoudige bezetting der houtblazers, 4 hoorns, 2 trompetten, 3 bazuinen, pauken en strijk-orkest, ziet men de componisten van tegenwoordig niet dikwijls meer aan 't werk, Van Gilse echter bereikt er veel mee. Toch ook weer niet zonder aparte trucs, zooals de verdeeling van het strijkorkest in acht partijen. B.v. de vierde variatie: een bekoorlijk-melodieusen clarinet-solo gedragen op de zachtzware, massieve harmonieën van het schijnbaar verdubbelde strijkerscorps. Instrumentale liefelijkheden als deze zou men gaarne langer hooren; evenzeer de 8ste Var. een gelijk arrangement, de clarinet echter afgewisseld door heerlijke duo's van Fluit en Engelschen Hoorn; evenzeer de klankschoone combinaties van No. 10: een welluidend polyphoon spelletje van Engelsche Hoorn, clarinet, hobo en fagot; ook No. 14 brengt kostelijke trekjes: twee fluiten zingen de naïeve melodie met accoordbrekingen der altviool, waarbij een clarinet in lage ligging een soort van bas geeft.
Wat de compositie betreft: Een voorspel van een twintigtal maten, gebouwd op een melodie in den boertigen Franschen musettenstijl, gaat het thema vooraf. Wij hebben ons afgevraagd, wat dit wijsje, een beetje al te heterogeen naast ‘Zie daar komt de stoomboot uit Spanje weer aan’, eigenlijk in dit exclusief-Hollandsche milieu komt doen. Temeer daar het later niet meer terugkeert; wel voegt de componist bij de slot-variatie - No. 18 - nog het bekende volksdeuntje: ‘Zie de maan schijnt door de boomen’. De opmerking zij veroorloofd dat dit enkel voor den Hollander zin heeft. Een buitenlander, zal zich verwonderd afvragen, waarom dit splinternieuwe thema pas bij den slotsatz wordt ingevoerd. Overigens bezit dit werk een stevige gezonde architectuur. De gemoedelijke humor van de hoofd-melodie, is aardig geschakeerd door de kleurrijke, poëtische serie in Des-groot - van No. 7 tot 11 -, vol interessante harmoniën; hierop volgt een feestelijk interludium, beurtelings in a-groot en a-klein, - van No. 11 tot 15 - in langzaam of snel marsch-tempo; een zacht-deinende pastorale, met curieuse rythmische complicatie voert naar een presto, waar men de oer-melodie weer duidelijker hoort, waarop No. 17 volgt, zwaar, stroef, vreemd en moeilijk, maar effectvol gerythmeerd, leidend naar de breed gemarkeerde slot-variatie, een pompeus einde.
Op de uitvoering zelve behoeven wij niet in te gaan; ook niet op het succes: het lag voor de hand dat deze lichte, gracieuse muziek zou inslaan. En de rest van het programma, onder leiding van Willem Mengelberg, de Pastorale van Beethoven en de D-moll Symphonie van Chr. Sinding, geven evenmin aanleiding tot een nader beschouwing.