De Première van Lucifer [van Vondel door de NV Het Tooneel (dir. Willem Royaards) met muziek van Hubert Cuypers]
Voor een flink bezette, maar toch niet geheel uitverkochte schouwburgzaal ging gisterenavond in het ‘Paleis voor Volksvlijt’ de première van ‘Lucifer’. Zooals men weet, wilde Royaards zelf de opvoeringen voor de vereeniging ‘Arti et Religioni’ en de vorige week die te Leuven en Antwerpen slechts als generale repetities beschouwd zien.
De vertooning van gisterenavond was tot in alle onderdeelen verzorgd, maar veel zal nog meer bekoren als het beter is ingespeeld. Willem Royaards, die prachtig bij stem was, zeide in het eerste bedrijf de boodschap van Gabriël en speelde met niet weinig uitmuntende momenten de hoofdrol; mevrouw Royaards-Sandberg creëerde den teederen Rafaël verrukkelijk. De overige rollen werden door de volgende spelers vertolkt: Belzebub, Daan van Ollefen; Belial, Jan Musch; Apollion, Const. van Kerckhoven; Gabriël, Ben C. Kok; Michaël, J. te Wechel; Uriël, A. van Dalsum; reyvoerders der Luciferisten: A. Verheijen en Pierre Mols. De engelenreyen werden gezongen door de dames Gestman en Petersen-Kroesen, sopranen, en H. de Kruyff, alt.
Het gestyleerde, wijdingvolle spel werd ondersteund door orkestmuziek van Hub. Cuypers, uitgevoerd onder leiding van den componist, en door met ongemeene smaak verzorgde décors en costumes naar ontwerpen van R.N. Roland Holst.
Na het laatste bedrijf hield het publiek niet af de spelers toe te juichen. Toen een groote bloemenkrans op de trappen van den Engelenburgh was gelegd, verscheen Roland Holst tot tweemaal toe ten tooneele om te danken.
Wegens plaatsgebrek moeten wij een uitvoeriger, critische bespreking der ‘Lucifer’-vertooning tot morgen uitstellen.
Gisteravond ging inderdaad de lang uitgestelde première van Lucifer voor een bijna uitsluitend kunstenaarspubliek, van letterkundigen en letterlievenden. Voor hen, die de eerste opvoering, in den besloten kring van Arti et Religioni bijwoonden - en onder onze lezers zullen er velen zijn - was deze voorstelling een ware verrassing en gaf een uitstekenden kijk op de enorme werkkracht en het idealistisch streven van Willem Royaards. Niet enkel dat de leider van ‘Het Tooneel’ dezen keer zelf de hoofdrol speelde, geheele bedrijven, o.a. het derde, vond men wat dictie, spel en muziek betreft geheel omgewerkt. Het zonderling gehuil der Luciferisten b.v. is tot een minimum beperkt. Onze tooneelverslaggever zal u te gelegener tijd beschrijven, welk een magnifieke creatie Royaards maakte van het hoofdpersonnagie, hoe Jan Musch gegroeid is in de Belial-rol, Const. van Kerckhoven in die van Apollion, Joh. te Wechel in den Michaël. Ook de belichting is vereenvoudigd, de groepeering levendiger, spontaner. Doch wij moeten ons beperken tot een voorbericht om er later uitvoeriger op terug te komen. Ook op de muziek van Hubert Cuypers. Hoe hij Vondels Olympisch rythme heeft behandeld; zijn staatsievolle reien concipieerde; hoe hij zich rekenschap gaf van het sentiment der verzen; hoe hij lette op 't rhythme van het woord, den klank der taal bij zetten-op-muziek van deze gewijde poëzie; hoe hij den stand der actie waarnam bij de compositie; hoe hij het tragische getroffen heeft; in hoeverre hij de hooge epiek meester bleek, die moet klinken als Bijbel-taal; hoe hij zijne melodieën koos; hoe hij zijne rhythmen vond; hoe hij de harmonieën reide; hoe hij het geheel orchestreerde, b.v. zijn merkwaardig gebruik der groote trom; hoe hij tobde met zijn orkest; hoe hij toch een ensemble verkreeg - dit alles melden wij u later wellicht. Het ‘Paleis voor Volksvlijt’ was vol gisteren en ‘Lucifer’ had zeer
veel succes. Er is bij het einde vele malen gehaald, een krans gelegd op de treden van den Engelenburcht-top en werd hardnekkig geroepen om Royaards, doch niemand verscheen. Royaards, volledigheidshalve, had weinig geluk met zijn, windwagentje dezen avond, de ‘onzichtbare geesten’ vertikten 't tweemaal het recht te sturen en in beweging te brengen.