Marie Leroy - Maurice Dumesnil-Emanuel Moor
Dit trio gaf gisteravond een concert behoorende tot die, waaraan men eenmaal buiten het gebouw niet meer terugdenkt, omdat zij noch goeden noch slechten indruk achterlaten. Men qualificeert ze 't best als reclame-uitvoeringen, waarvan er elk seizoen hoe langer hoe meer te vermelden zouden vallen, wanneer men te goeder trouw of uit medelijden deze bijzonderheid niet dikwijls wegliet.
Wij bedoelen niet, dat de artisticiteit geheel ontbrak. Madame Marie Leroy heeft een lieve contra-alt stem, gevoileerd, mat-glimmend, niet sterk, week, een beetje melancoliek gekleurd, bovendien iet of wat eenzijdig. Hare zangkunst is goed ontwikkeld. Maar de persoonlijkheid, haar innerlijk wezen, de kunstenares? Zij heeft ons van dien kant niet getroffen, wij durven echter daarover nog geen beslissing schrijven. Het was Moor en nog eens Moor. De zangeres, dit bleek genoeg, lééft in deze muziek. Persoonlijke attractie kan daar zeer goed oorzaak van zijn. Doch zal zij zich ook kunnen inwerken in liederen van grootere meesters en ze even intiem voordragen?
Bij 't eerste stukje ‘Extase’ (Victor Hugo) was Marie Leroy wat onder den indruk van 't volle zaaltje. Dit beïnvloedde sterk hare stem. De keel leek toegeknepen, 't geluid botste tegen de tanden en vond geen uitweg door de lippen van den kleinen vrouwenmond. Wat klankvorming betreft dunkt mij de school, welke zij doormaakte, niet van de beste. Maar de overige nummers, dit zij niet verzwegen, werden gaandeweg beter en beter. Hare uitspraak zoowel van het Fransch als van het Engelsch is delicieus. (Zij is Fransch-Amerikaansche van afkomst.) In het lyrische en humoristische voldoet zij 't gelukkigst.
Dit concert heeft ongetwijfeld vele hoorders een nieuwen kijk gegeven op het talent van den heer Emanuel Moor. Won hij er bij? Wij gelooven het niet, al was er tamelijk veel enthousiasme. De componist heeft een groot intellect, maar een klein gemoedsleven. Inspiratie, daargelaten zelfs hevige, hartstochtelijke, treft nergens in zijn werk. De passie zijner klanken ligt in een verstandelijk gecombineerd rythme, in een zorgvuldig gekozen klank b.v.; nooit in het vrijelijk uitbarstende gevoel. Zijn beste hoedanigheid is de volmaakte declamatie van den tekst. Hier stoort nooit een fout.
Maar de artistieke opvatting? Hoe jammerlijk verongelukte het kinderlijke rythme, dat luchtig staat als vogelengeluid in het Shakespeareaansche:
Come away, come away, death,
And in sad cypres let me be laid;
Fly away, fly away, breath,
I am slain by a fair cruel maid.
Wij zouden meer dergelijks kunnen aanhalen. De hoofdstemming van het gedicht is echter meestal getroffen. ‘Ireland’ b.v. lukte voortreffelijk. La Chanson du Rouet eveneens. In de Berceuse hinderde de banaliteit der melodiek. Geen goed teeken, waar dit opvalt bij de eerste eigenlijke melodie welke men te hooren geeft. De totaal indruk is: uitstekend verstandswerk, zelden spontaan, meermalen geaffecteerd.
Maurice Dumesnil, de derde, is de pianist van het effectbejag. Hij moest daarom nooit meer op een Pleyel spelen, liever op een Duitsch instrument. De bas dezer Fransche piano's klinkt zwaar, met glanzend-vollen klank, waartegen in fortissimo's als van Dumesnil de boventonen te week afsteken. Wij gelooven, dat het lichaam van den pianist niet evenredig ontwikkeld is. In zijn linkerhand huist veel meer kracht dan in zijn rechter. Wat een aanslag daar!
Hij speelde variaties van Mozart, Prelude et Fuge van Bach (transcription van Em. Moor; ook al Moor!) en Esquisses van Em. Moor. De techniek van dezen jongen Franschman is geweldig. Wat voordracht betreft heeft hij echter nog veel te leeren. Deze is nog te schoolsch, ziet alleen naar voordrachtsteekens, waarin het echte gevoel doodloopt. De stroeve accenten, het voortdurend ontbreken van geleidelijken overgang tusschen piano en forte, paste al even slecht bij Mozart als bij Bach. En in 's Hemelsnaam wat minder geluid en beweging, de stoel kraakte er ontzettend van. Wij gelooven toch wel, dat u spieren hebt in arm en vingers, dat er geweldigen klank zit in een Pleyel!