Nieuwe muziekuitgaven
Bij de gebroeders Scholt in Brussel (voor Duitschland Otto Junne te Leipzig) verscheen een bundel ‘Passie-Sonnetten’, gedicht door Antoon Huybers, gecomponeerd door Eduard Potjes, professor aan het Koninklijk Conservatorium te Gent, die zijn werk opdroeg aan Edgar Tinel. De uitgave is prachtig, zwaar papier met mooien Duitschen notendruk.
De gedichten zijn getiteld: Hosanna, Coenaculum, Gethsemani, Ave Rex, Ecce Homo, Exivit, In montem, Golgotha, Tenebrae en Mortui.
De componist koos zich geen gemakkelijken dichter en had heel wat moeilijkheden te overwinnen. Men hoore de twee quatrijnen slechts van het eerst sonnet:
De Bergen schateren van rinkelbommen.
Geroep, gejuich: Hij komt!... Hoog, midden in
Gezeten op een glanzende ezelin,
De lelievorst, omring van maagden drommen.
Omringd, gevolgd, voorafgegaan. Van palmen
Omwuifd. Zijn weg gelijkt een wit tapijt
Van kleederen... Davids Zoon! Gezegend zijt
Gij! Koning! Hosanna! Hoor 't zegegalmen.
Dit is een zeer gebrekkig vers. De uitdrukking is meermalen foutief, het rythme bijna overal stroef, de gedachtengang geforceerd ter wille der rijmen, welke desniettemin zeer ongelukkig uitvielen. Bovendien maken die talrijke, zwakke enjambementen 't den musicus niet gemakkelijker. Van het sonnet dan ook geen spoor meer in de muzikale illustratie. Is dat niet de Cerculus vitiosus? De dichter schrijft een sonnet, de musicus beukt dit zoolang tot er van rythme, rijm en metrum niets meer over is. Dan toch liever proza!
Ook de muziek maakt in dit sonnet niet op ons den indruk van logisch te zijn. B.v. het tweede quatrijn. Hier volgen zich de accoorden a klein - b klein, a, c, e, g; fis, a, c, e; fis groot, e groot, b groot. Dit e accoord klinkt dus als onderdominant in b. Op hoogst onhandige wijze duidt de componist het echter om tot tonika. Dit is een zeer zwakke passage. Van evenveel gebrek aan logica getuigen enkele maten uit No. 2. (Bij de woorden ‘Doodstil’) etc.
De tekst heeft gebreken en de muziek. Dit neemt niet weg, dat dit werk van waarde is. In zijn melodiek is de componist immer nobel en kieskeurig. Hij is een van veel smaak. Hij is tegelijk kunstenaar genoeg om diep door te dringen in de stemming van den tekst. Zijne declamatie respecteert zooveel mogelijk de verzen. Hij weet het juist rythme te kiezen, de juiste uitdrukking voor elk sonnet. Hier tegenover staat, dat zijne muziek nog voor allerlei invloeden toegankelijk blijkt. In No. 1 hoort men duidelijk het Jugend-motief uit Wagner's Rheingold! Verschillende anderen konden wel geschreven zijn door een talentvol leerling van Brahms. No. 4 herinnert aan Händel. In No. 7 hoort men de stem van Bach in de droefgeestige tertsenbegeleiding. In anderen, welke meer dramatisch zijn opgevat, hoort men veel conventioneels, van hier en van daar. B.v. No. 9.
Daar wij niet gelooven, dat deze sonnetten van den weleerw. heer Huybers reeds gepubliceerd zijn, laten wij een der besten afdrukken:
Exivit
Hij komt, hij komt de hoogten afgeschreden;
Hoe zijn zijn kleederen zoo purperrood,
De wangen gloeiend, en de borst ontbloot,
Bloedrood, bij 't hijgen langs de marmertreden?
Zijn aderen gezwollen, aan het kloppen
En bersten en verkleuren: druivenbloed
Gelijk, dat droppelend in overvloed
Uitleekt, aan voeten en aan vingertoppen.
Is Hij het die van Edom kwam geschreden,
Is Hij het die de wijnpers heeft getreden
Geheel alleen en niemand aan zijn zij?...
Is nu het woord in Salomons portieken
Gesproken tot zijn armen en zijn zieken,
Vervuld: Wie dorst heeft kome hier tot Mij?...
Dit klinkt in waarheid, al hoort men een moderne stem en al staat de expressie af en toe beneden het sentiment. Dit echter is sterk genoeg om te treffen.
Tot de muzikaal 't best geslaagde rekenen wij No. 3 Gethsemani, No. 7 In Montem en No. 4 Ave Rex.