[Werken van Beethoven (solist Jacques Thibaud, viool) en Symfonie nr 2 van Brahms o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Jacques Thibaud, de jonge Fransche violist (geboren in 1880 te Bordeaux), het wonderkind, dat reeds op dertienjarigen leeftijd optrad te Angers, het oud-lid en solo-violist van Edouard Colonne's beroemd orkest en de tegenwoordige virtuoos, die op dertigjarigen leeftijd als bewonderd kunstenaar reeds de heele oude en nieuwe wereld bereisd heeft, is de eerste uitheemsche violist, die zich dit seizoen in het Concertgebouw liet hooren. Hij had ter uitvoering gekozen het vioolconcert en de Romanze voor viool met orkestbegeleiding (in F groot) van Beethoven.
Het vioolconcert biedt de speler, gelijk men weet, bijna onoverkomelijke zwarigheden van dubbel soort. Beethoven in een roes van scheppingskracht (hij componeerde dit werk, in tegenstelling met de meeste anderen, in zeer korten tijd) heeft hier zijn diepste ziel uitgezongen, al zijn voelen uitgezegd, en tegelijkertijd een virtuozenstuk geschreven, dat wellicht ook van dien kant zijns gelijke niet vindt in de muzieklitteratuur.
Na het hooren van Jacques Thibaud is men geneigd ook zijne praestaties te beoordeelen naar dit tweevoudige schema, die van den virtuoos en van den zuiveren kunstenaar. Dezen maal echter omdat zij elkaar zoo ongelijk zijn.
Het is bekend, dat Beethoven geen galant, zwierig, oppervlakkig man was. Er zijn philosophen die beweren, dat het uiterlijke van een mensch op zijn innerlijk terugwerkt, andere zijn van meening, dat het innerlijke reageert op het uiterlijke, nog andere nemen beiden aan. Vergelijk nu Beethoven's gelaatstrekken en gij zult zien, dat dit alles bij hem volkomen opgaat. Beiden getuigen van ernst en concentratie. Al te veel geest (in den zin van geestigheid hier) charme en losheid zal deze muziek dus niet zeer van nutte zijn. Maar verg eens ernst en concentratie van een Franschman!
Het is bekend, dat in een compositie van Beethoven niet alleen de verschillende deelen, niet alleen de groepen dier deelen een levend geheel vormen, niet alleen de phrases onverbreekbaar één zijn, niet alleen de thema's, niet alleen de motieven, maar (vooral in zijn latere werken) zelfs de noten op zich zelf organissh met elkaar in verband staan. Heeft een speler, hij zij Duitscher, Italiaan, Belg of Franschman daar geen rekening mee te houden? Tegen den kunstenaar Jacques Thibaud hebben wij deze twee groote grieven: Er was in zijne voordracht een te kort aan ernst, bezonkenheid, wijding en piëteit en: hij miste den blik voor het diepere organisme van het kunstwerk.
Nu ontbrak wel is waar aan deze uitvoering eenheid en hoogheid, wij werden niet opgevoerd in één zucht tot de toppen van den heiligen berg waar Beethoven ons alle heerlijkheden der aarde zal laten smaken, de ontroering kwam bij kleine teugjes, week en keerde weer, erg wisselvallig, de virtuoos heeft dit in zekere mate vergoed. Wij hebben Jacques Thibaud bewonderd en konden wij zijn opvatting van het vioolconcert aannemen wij zouden hem misschien vereeren.
In den Rondo had de solist last van zakken, de cadens in 't eerste deel was niet bijzonder keurig, overigens was heel zijn spel vlekkeloos, wat niet zal verwonderen bij een virtuoos, die het zware werk meer dan honderd keeren voordroeg. Ook de toon van zijn instrument, zelfs de hoogste flageolettonen klonken opmerkelijk zuiver in de eerste twee deelen. Het geluid was hel en stralend, wat zinnelijk getint, zeer streelend van timbre, vol echt-Fransche levendigheid van expressie, warm en vurig. In de Romanze kwamen Thibaud's goede hoedanigheden 't voordeeligst uit. Week van toon, met breeden streek en forsch, zangerig geluid, maar niet altijd accordeeren met het orkest evenmin als in 't concert.
Thibaud is natuurlijk geestdriftig toegejuicht. Toch vindt hij misschien de Hollanders wel wat koud. Edoch, dat is zijn eigen schuld. We hebben hier wel eens betere Beethoven-vertolkers gehoord.
Willem Mengelberg leidde de uitvoering, welke begon met de Leonore No. 3. Wij hebben de finale dezer ouverture nimmer hooren klinken met zooveel bezieling. Brahms' tweede symphonie, het zonnigste werk van dezen diepzinnigen meester, sloot het concert. Het tweede thema, de laatste helft der doorvoering, de hoornsolo, het Coda, alles uit het eerste deel, ziedaar enkele hoogtepunten. Het wonderlijke adagio klinkend in majestueuze schoonheid van het begin tot het eind, de houtblazers in het liefelijk-weemoedige scherzo, de koperklanken uit de finale, dit zijn uitstekend geslaagde stukken, welke ten volle verdienden dat Mengelberg zijn orkest deed opstaan om te deelen in het groote applaus.
Ten laatste nog een nieuwtje, dat Donderdagavond reeds de ronde deed, doch waarvan wij vergaten melding te maken. Het grootste gedeelte namelijk van het geld, noodig voor de electrische verlichting der zaal, is door ijveraars voor onze voortreffelijke concertinstelling bij elkaar gebracht. Hoog noodig is 't, dat de gasverlichting verdwijnt. De temperatuur zal dan niet meer zoo dikwijls te wenschen overlaten en ook van het suizen der tallooze kousjes zal men dan in p.p. gedeelten geen last meer hebben. Wie helpt nu met het tweede, kleinste gedeelte der benoodigde som?