[Mahler Symfonie nr 7 – Liszt Wanderer Fantasie (Schubert) en Totentanz (solist Alexander Siloti) o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Onder Willem Mengelberg's leiding werd Mahlers zevende symphonie Donderdagavond voor den vierden keer in dit seizoen hier uitgevoerd. Het begint te lijken op een Mahler-propaganda welke, mèt Mengelberg's bekende voorliefde voor Strauss en de heele Nieuw-Duitsche school, de programma's van het Concertgebouw een bedenkelijke eenzijdigheid gaat geven. Dat men de Belsche componisten overslaat is begrijpelijk, dat de Hollandsche slechts nu en dan gehoord worden eveneens, beiden zijn epigonen of dilettanten. Dat de Fransche muziek slechts dient voor zomeruitvoeringen (Berlioz uitgezonderd) is minder redelijk. Dat ‘Saugefleurie’ van Vincent d'Indy, de eenigste noviteit is, welke men te hooren kreeg van de druk componeerende Fransche school, is niet minder dan verwonderlijk. Doch ook de cultus der oude meesters getuigt van kortzichtigheid. De Oxford-symphonie, no. 9 der twaalf Engelsche, de symphonie met den Paukenwirbel, - ziehier ongeveer alles wat van Haydn gespeeld wordt. Speelt men Mozart, dan is het de symphonie in g klein, ‘Eine kleine Nachtmusik’ of de Haffner-serenade. Het viool-concert van Beethoven, vergissen wij ons niet, wordt op het aanstaande Caecilia-concert in den Stadsschouwburg gespeeld voor de zesde maal. Kreisler, Thornberg, von Vecsey, Arrigo Serato, Timmner, voerden het reeds uit. Thornberg speelt het Donderdag opnieuw. Dat noemt men koekoek-éénzang. En andere voorbeelden van gemakzucht bij het samenstellen der programma's liggen voor 't grijpen......
Wie Mahler zijne zevende symphonie heeft zien dirigeeren, de forsche, statige Mahler met het wijdsche gebaar, uitvoerder en hoorder fascineerend, kan moeilijk vrede hebben met de directie van Willem Mengelberg. Mahler maakte zijn werk groot, en geen ontkwam aan de werking eener schoonheid, al is zij niet van de allereerste orde. Mengelberg maakt het interessant, en de compositie werd een poespas van aardig-gekleurde satzjes, van een stukje hier en een stukje daar, zonder verband van lijn, gebroken van gang, àl te geanalyseerd in de kleinste finesses. Men behoeft waarlijk de instrumentaal effecten in een symphonie van Mahler niet op den voorgrond te brengen zooals het bruyante col legno uit het eerste deel of de ál te geprononceerde mandoline- en guitaar-passages uit het vierde. Deze opvatting van Mengelberg leek ons een misvatting. Innerlijkheid ontbreekt Mahler al genoeg. Concentratie bezit hij niet te veel. Hij is àl barok. Hij is àl banaal. Hij geeft àl effectbejag. Hij pijnigt den hoorder àl door zijn zinloos spelen met stemmingen. Dit alles behoeft geen aparte betoning.
Men miste grootheid in de conceptie, maar toch kan niet ontkend worden, dat vele van de uit het geheel losgerukte onderdeeltjes wonnen aan gloed en rijkdom van heet gevoel. Vooral het slot klonk grootsch en indrukwekkend en kreeg luide toejuichingen. Mengelberg liet zijn orkest deelen in het applaus.
Alexander Siloti, geboren in Zuid-Rusland (Charkow), leerling van Rubinstein, Tschaikowsky en Franz Liszt (een prachtige virtuozen-school), trad Donderdagavond op als pianist met de Wanderer-fantasie van Franz Schubert, door Liszt symphonisch bewerkt voor piano en orkest, en den ‘Totentanz’ van Liszt, een paraphrase op den ‘Dies Irae’, eveneens voor piano en orkestbegeleiding. Men mag Alexander Siloti rekenen tot een der grootste virtuozen van zijn tijd. Hij beschikt over een verbluffende techniek, even enorme kracht van vingers, en de lage tonen zijner piano overklinken een orkest in vol en zwaar geluid, zijn aanslag is meestal hamerend doch kan licht zijn als klokgetik, hij beheerscht het uit te voeren werk volkomen, hij speelt met de verbazingwekkendste moeilijkheden. Vooral ‘Totentanz’, een geniale grappenmakerij van Liszt, met de ‘Dies Iraes-melodie, werd schitterend vertolkt, met onbegrijpelijk passage-werk, bewonderenswaardig geluid, verrukkelijke glissando's, en menigen hoorder bracht Siloti tot enthousiasme. De virtuoos wist het zoover te brengen dat men dirigent, orkest en muziek vergat en slechts luisterde naar zijn instrument dat hij waarlijk ontoombaar bespeelde. Voor zulk kennen kan men slechts groote vereering voelen.