Amsterdamsch A-Cappella-Koor [o.l.v. Anton Averkamp]
Men miste op de uitvoering van gisteravond mevrouw Noordewier-Reddingius, die wegens plotselinge ongesteldheid verhinderd was mede te werken. De solist der jongste uitvoering van het Amsterdamsch a-cappella-koor in Den Haag, de heer Aldo Antonietti, trad in hare plaats op met de bekende en veelgespeelde Ciaconna van Giov. Bapt. Vitali en twee stukjes van Pablo de Sarasate: ‘Playera’ en ‘Zigeunerweisen.’ Wij leerden Aldo Antonietti kennen als een buitengewoon violist. Zijn techniek is van den eersten rang, de klank vol en zwaar, helder warm, zeer fijn en zuiver tot de hoogste flageolets, de voordracht sober en eenvoudig. De ‘Playera’ en ‘Zigeunerweisen’ van de Sarasate zijn als muziek impressiever dan Vitali's Ciaconna en zij brachten menigeen in frenetiek enthousiasme. Vooral de ‘Zigeunerweisen’. Aldo Antonietti maakte de uitvoering dezer virtuozenstukjes dan ook tot iets subliems.
Ook het concert van het a-capella-koor zelf liet opnieuw groote indrukken achter. Alle stemmen, doch ditmaal bijzonder de tenoren, verkeerden in voortreffelijke conditie en ieder der groepen, sopraan, alt, tenor en bas, met kostelijke individualiteit, prachtige toonschakeeringen, uitnemende declamatie, gevoelige fraseering en rhythmiek, gaven om beurt en te zamen iets bewonderenswaardigs en hoog artistieks. De enorme zangtechniek, liever klanktechniek, kwam vooral uit in Ludwig Senfl's ‘Die Glocken zu Speier’. Deze klokken-nabootsing kan wedijveren met de klokken-scène uit Wagners Parsifal, waar echte klokken gebruikt (moeten) worden. De illusie is volkomen: De sopranen met tintelend geluid, de mannenstemmen met grauw-metalen klank, een prachtige achtergrond van subtiel gehoorde klokkenmuziek. De klankkleur van dit koortje was magnifiek. Wien men 't meest zal bewonderen, Senfl om zijn geniale combinaties, Averkamps uitstekende leiding, waaraan men zonder twijfel de heerlijke timbres te danken heeft, of de zeer kunstige volgzaamheid der koristen, men weet 't niet. Het was iets nieuws en de hoorder kreeg minstens de overtuiging, dat componisten geen honderdkoppig orkest noodig hebben voor de allerfijnste klankeffecten. Een even typisch staaltje van geluidnabootsing hoorde men in ‘L'éco’ van Orlando di Lasso. Als idee en effect schitterend, als zangkunst, vooral der echo-zangers in den corridor, zeer prijzenswaard. Idee en effect zijn echter veel goedkooper dan in Senfl's meesterlijk koortje. ‘L'éco’ had veel succes en moest worden gebisseerd.
Dat de nieuwere componisten voor a-cappella koor-muziek die instinctieve of bestudeerde kunst van stemklankeffecten verloren, mag men besluiten uit de werkjes die volgden. ‘Wohl bin ich nur ein Ton’, van Alexander Ritter, klinkt noch als muziek noch als koor belangrijk. De twee koortjes van Joseph Haydn ‘Die Harmonie in der Ehe’ en ‘Die Beredsamkeit’ zijn geestige, grappige stukjes, doch evenmin als 't vorige, interessante a-cappella-muziek. Cornelie van Oosterzee, die wij uit hare ‘Koningsidyllen’ etc. kenden als volbloed Duitsche, toont zich in haar ‘Avondliedje’, ‘Madonna’ en ‘Zuigeling’ zeer tweeslachtig, om beurt volgelinge van Heinze en Hol, om beurt van Liszt c.s. 't Lijken overigens aardige stukjes die hun effect nooit zullen missen.
De ‘Liebeswalzer’ van Johannes Brahms is te barok om gaaf kunstwerk te kunnen heeten. En daarbij: Wat een achteloosheid van den componist in de text-declamatie. Ook schenen ze mij bij het koor minder goed voorbereid dan de andere nummers. Dit merkte men o.a. bij het tweede couplet van No. 1 en No. 3. De pianobegeleiding werd zeer mooi vertolkt door den heer Ant. B.H. Verhey. Ook accompagneerde deze voortreffelijke speler Aldo Antonietti, bijzonder schoon in Pablo de Sarasate's ‘Playera’.