Schäfer-Hekking [met medewerking van Julie Hekking, sopraan en Daniël Hermann, viool]
Ditmaal gaven Dirk Schäfer en Gerard Hekking in de kleine zaal van het Concertgebouw hun concert met medewerking van Mevrouw Julie Hekking, sopraanzangeres, en den heer Daniël Hermann, solo-violist der ‘Société-Bach’ te Parijs. Mevrouw Hekking, eene Française, koos zich met veel zorg een programma uit werken van Gabriel Fauré, Claude Debussy, François Chopin en M. Moussorgski, Schäfer-Hekking met hun medewerker droegen het trio opus 18 voor van Camille Saint-Saëns en opus 63 van Robert Schumann. Voor piano en violoncel is gespeeld de sonate opus 65 van Chopin.
In de stem van mevrouw Julie Hekking treft eer het natuurgeluid dan het kunstmatige; als zoodanig imponeert zij eigenlijk meer door hare zeggingskracht dan door zangkunst. Hare voordracht heeft iets zeer spontaans en de stem gaat tot de ziel omdat een ziel haar stuurt. Aan het artistiek temperament van mevrouw Julie Hekking zal wel niemand twijfelen. Wat theatraals en dweeperigs mag men eene jonge Française niet ten kwade duiden; het misstaat niet tusschen het krachtig-natuurlijke waaraan hare voordracht rijk is.
Ook bleek de zangeres in 't begin min of meer onder den indruk van het menschenvolle zaaltje en daardoor mislukte ‘Le Soir’ van G. Fauré. Daarentegen zijn ‘Spleen’ en ‘Clair de Lune’, eveneens van Fauré op teksten van Paul Verlaine, prachtig gezongen met mooie dictie en fijnkleurig geluid. De grillige muziek van Claude Debussy schond de onopgesmukte naïeviteit der twee Rondels (oud-Fransch) van Charles Duc d'Orléans en ‘La Grotte’ van Tristan Lhermite, ook mevrouw Hekking bleek er minder thuis dan in de ‘Elégie’ of ‘La Bague’ van Chopin. Het bestgeslaagde en het effectvolste gaf zij echter in ‘Hopak’ een kozakkenlied van M. Moussorgski. De haastige declamatie was hier alleszins bewonderenswaardig,
In het trio van Camille Saint-Saëns herkenden wij den heer Daniël Hermann gauw als een violist van beteekenis, doch dit heele werk door beschouwden wij hem ook als den fâcheux troisième voor het kunstenaarspaar Schäfer-Hekking. Want zijn warme toon wordt koud en schorrig wanneer Hekking eene snaar aanstrijkt, en zijn welverzorgde techniek lijkt kinderspel naast het groote kunnen van Schäfer. Het ensemble bleek op verschillende plaatsen overgelaten aan toevalligheden, der voordracht ontbrak 't dikwijls aan eenheid.
Ook het trio van Schumann werd niet een meesterstukje van reproductiekunst, wat we anders van Schäfer-Hekking gewoon zijn. Toch slaagde het veel beter dan Saint-Saëns, compositie; vooral het eerste deel is goed weergegeven, met mooie hartstochtelijkheid. De voordracht der sonate opus 65 van Chopin daarentegen (voor piano en violoncel) verdiende ten volle de twee groote kransen die het enthousiastisch applaus begeleidden. Het scherzo, Largo en de vurig Finale zijn in dit werk de hoogtepunten onder de vele schoonheden. Het publiek was geestdriftig gestemd en ook mevrouw Julie kreeg eenige bloemstukken.