[Sopraan Hanna Verbena treedt op in aria's van Haydn en Mozart en Träume van Chr. Krah – eerste uitvoering in Amsterdam van En Saga van Sibelius o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Na eene herhaling van de ‘Ouverture zu einem Lustspiel von Shakespeare’ v. P. Scheinpflug, trad Mejuffrouw Hanna Verbena op als soliste met het recitatief en aria uit ‘Die Schöpfung’ van Joseph Haydn (Rec. ‘Und Gott sprach’ aria: ‘Auf starkem Fittige’), na de pauze droeg zij voor de page-aria uit ‘Le Nozze di Figaro’ van Mozart (‘Voi che sapete, che cosa è amor’). De progamma's van Mejuffrouw Hanna Verbena kenmerken zich door eenvormigheid, enkel lieve, aardige muziek ontmoet men er, en men kan gaan vreezen dat dit zal uitloopen op eenzijdigheid, te meer daar de zangeres, wanneer zij een keertje muziek vertolkt van tegenovergesteld karakter, blijk geeft van zeer weinig vastheid en geschiktheid op dit gebied.
En het ware jammer van deze prachtige stem, zoo haar rijk begrensd bleef tot de kinderliederen van Catharina van Rennes, mejuffrouw van Tussenbroek en anderen. Dat er nog iets ontbreekt aan de vorming viel het best op in Mozarts aria. Deze is geestig, doch mejuffrouw Verbena maakte haar kinderlijk-naïef, totaal het tegenovergestelde. Ook schijnt ons de stem nog niet ontwikkeld genoeg om een ruimte als de groote zaal van het Concertgebouw voldoende te vullen. Daarbij miste men eenheid van timbre met het orkest, ieder voor zich, èn zangeres èn orkest, vroeg om beurt de aandacht.
Behalve de aria's zong mejuffrouw Hanna Verbena nog ‘Traüme’ van den jongen Hollandschen componist Chr. J. Krah. Zoowel tekst als muziek beteekenen niet veel. Harmonie en melodie luiden gewoon. De fijne instrumentatie verbergt vele banaliteiten. Doch het maakte effect, te meer wellicht, daar dat vrij zwaar te zingen stukje met zeer veel zekerheid van techniek werd voorgedragen. De zangeres wekte groot enthousiasme en is herhaaldelijk teruggeroepen.
Als eerste uitvoering voor Amsterdam werd denzelfden middag gespeeld ‘En Saga’ (eene sage), toongedicht van Jan Sibelius.
Het voortbrengen eener nationale kunstschool is 't minste dat een volk tegenwoordig al doet. Op school leerde men ons de ‘Finnen en Laplanders’ kennen als bijna onbeschaafde wezens, een tweede rangs soort Eskimo's, beter vertrouwd met ijsberen en sneeuwschaatsen dan met moderne muziek. Doch het Noorsche volk leeft nog in sprookjes; tooverwezentjes, goede en kwade elven vullen daar de lucht, en zonder twijfel heeft een brigade dier onzichtbare kabouters de nieuwe Finsche scoool ten leven gewekt. Haar ontstaan is er raadselachtig genoeg voor.
Van een historische aansluiting bij een verleden kan natuurlijk geen sprake zijn, desniettemin maakten zich de laatste dertig jaren een aantal Finsche mannen bekend, beroemd, stichtten eene Finsche school en schrijven muziek van de meest moderne richting. Martin Wegelius, Robert Kajanus, Ilmari Krohn, Armas Järnefelt, zijn de meest bekende, als de vruchtbaarste en meest begaafde staat echter Jan Sibelius, in 1865 te Tawastehus in Finland geboren, aan het hoofd. (Men moge de muziek van Sibelius cum suis ‘Finsch’ noemen, een wezenlijk onderscheid tusschen Noor, Fin en Deen bestaat niet, en zoo alleen is die z.g. Finsche School logisch verklaarbaar.)
Nooit werd een geheel ras genialer uitgebeeld door een kunstenaar, dan het Noorsche door Henrik Ibsen. En dezelfde geest die Ibsens werken groot maakt, leeft in deze sage van Jan Sibelius. Vele thema's hebben dat sprekend-naïeve (tegelijk [?]krachtige) van sommige van Ibsens hoofdfiguren bijvoorbeeld Peer Gynt. Een trek van geheimzinnigheid doorvoert ‘En Saga’ evenals Ibsens ‘Keizer en Galilaeër’, iets schimmigs (die passage voor in vlugge arpeggiën gaande gedempte violen, een pianissino tremolo voor bekken, een paar korte triangeltikjes, doorspeeld van eene melodie voor de bassen!) iets aantrekkelijks, sombers, aangenaam-bangs.
Sibelius bezit ook dat Noorsch-krijgshaftige, soldateske der Edda en waarmee Ibsen werkt in zijn Kroonpretendenten en Vikingen-drama's, (meer nog Ochlenschlager, eveneens een Noor, in zijn meeste treurspelen); Sibelius muziek is ook stevig van bouw, effectvol van gang, vol spanning als b.v. Ibsens steunpilaren der maatschappij. Sibelius is van top tot teen Noor, zelfs, evenals Ibsen, ultra-Noor. Beiden hebben nog gemeen den zwaar-droefgeestigen trek, die al de Noorsche volksliederen teekent.
Doch moge de ziel van dit werk norsch zijn, leeft in een Duitsch lichaam. ‘En Saga’ is een zeer interessant stuk muziek, maar brengt het iets nieuws? Neen. Deed de muziek-zelf er een stapje mee vooruit? Neen. Wij zijn een serie nieuwe klankeffecten, - daarin toont zich Jan Sibelius waarlijk een meester, - een partij Noorsche melodieën rijker, maar op den weg der toekomst hangt nog dezelfde nevel, die het uitzicht verbergt sinds den dood van Richard Wagner.
‘Francesca da Rimini’, Fantaisie d'après Dante van Peter Tschaikowsky, eene langdradige muziek, gauw omschreven met sensationeel, en ‘Wotan's Abschied von Brünnhilde und Feuerzauber’ uit het muziekdrama ‘Die Walküre’ van Wagner, een graag gehoord doch onaesthetisch arrangement, vormden de rest van het concert, dat stond onder leiding van Willem Mengelberg.