[Beethovenprogramma o.l.v. W. Mengelberg – Dirk Schäfer voert het vierde en vijfde pianoconcert uit]
Velen hebben gewenscht den heer Dirk Schäfer hier meerdere keeren te zien optreden als solo-pianist, en nog onlangs, ter gelegenheid van het concert Schäfer-Hekking, is dit verlangen in verschillende dagbladen sterk uitgesproken. Spoediger dan men verwachten mocht, werd die wensch voldaan en gisteravond trad Schäfer op in het Concertgebouw. Een enthousiast publiek woonde de uitvoering bij, in zonderlinge tegenstelling met de slecht bezette zaal, niettegenstaande het programma in aantrekkelijkheid niet was te overtreffen. Het leek eene soort van Beethoven-viering: De tweede symphonie, het vierde en vijfde concert voor piano met orkestbegeleiding en de derde Leonore ouverture. In het voorbijgaan worde even gewezen op de schrikkelijke lengte van dit programma. Niets vermoeit erger dan muziek hooren en dit te meer naarmate de muziek ons pakkender beruischt. En onder Mengelbergs leiding laat dit niets te wenschen over.
Deze buitengewone dirigent zoekt zijn effecten voornamelijk in dynamische finesses. Daar vindt hij ze bijzonder. En op de meeste hoorders oefent zulke minutieuse dynamiek wellicht den meesten invloed uit. Doch dit kan ietwat ver gedreven worden. Bijvoorbeeld het Scherzo der tweede Symphonie. Daar had men voor niets anders oor meer. De telkens wederkeerende donderende paukenslag vóór de herhalingen van het Trio, mag men gerust effectbejag noemen. Maar hij doet het zooals al dergelijke dingen.
Biografische gegevens van Dirk Schäfer zijn minder bekend, daarom schrijven wij 't een en ander over uit het programma-boekje. De kunstenaar is in 1874 geboren te Rotterdam. Op veertienjarigen leeftijd begonnen de ernstige muziekstudies aan de Toonkunst-Muziekschool aldaar. In 1890 werden zij met regeeringssubsidie voortgezet aan het Conservatorium van Keulen. Deze instelling verliet hij vier jaar later met de hoogste onderscheiding, Preis-Zeugniss als pianist en componist.
Twee jaar vroeger was hem die ook reeds te beurt gevallen. In hetzelfde jaar behaalde hij te Berlijn uit vijfentwintig mededingers van verschillende naties den eersten Mendelssohn-prijs als pianist. Vervolgens concerteerde hij in verscheidene steden van Duitschland, België en Nederland. Ook als componist is Schäfer bekend: Verschillende werken voor klavier, liederen, een piano-kwintet, een strijktrio, een sonate voor piano en violoncello, vier sonates voor piano en viool, een piano-concert, eene symphonie, eene suite pastorale, eene Rhapsodie javanaise etc.
Als klavierspeler en als componist is Dirk Schäfer zonder twijfel een man van beteekenis. Technisch staat hij in beide kunsten op even hoog standpunt. Zijne natuur is eer koud dan warm, hij mist eene gloedvolle spontaniteit, innerlijke hartstochtelijkheid lijkt hem vreemd, hij is en blijft tamelijk impassiebel. Dit hindert natuurlijk veel minder bij den pianist dan bij den componist. Bij de heete muziek van Beethoven behoeft men waarlijk zijn eigen klein vuurtje niet op te steken. En bovengenoemde hoedanigheden wijzen op een robuust gemoed, een hoekigen wil en veel gezond verstand, wat men alle Beethoven-vertolkers mag toewenschen.
Reeds de inzet van het vierde piano-concert won alles voor den speler. De fijne aanslag en de kostelijke klank van den vleugel! Het spel van den heer Dirk Schäfer bezit eene groote veelzijdigheid. Hij schijnt het geheel te berekenen naar de orkest-partituur. En bij sommige inzetten van het klavier meende men orkestklank te hooren gedurende de eerste maten, een homogeniteit van klank welke men alleszins mag bewonderen.
Doch vooral schittert hij in het passage-werk ; de Rondo's der beide concerten zijn hier van sprekende voorbeelden. Alles glijdt zacht en vliegensvlug, de tonen tinkelen als droppelend water, het ruischt omhoog en omlaag met wisselingen van kleur en meesterschap van techniek waarover men verstomd raakt.
Het eerste deel van het vijfde concert (in es groot) – lang maar vol poëzie, is een der best geslaagde stukken . In het Adagio un poco mosso blonken de houtblazers en hoornisten evenzeer uit als de klavierspeler. Daarentegen was ons het Andante con moto een artistieke mislukking. Hier werd niet de innigheid gegeven welke er inligt. Het uiterlijke was al te verzorgd.
Het programma, de solist, het uitstekend orkest, dat na de uitvoering der tweede symphonie met Mengelberg moest deelen in de geestdriftige hulde, de dirigent, het applaus, maakten dezen avond tot een der schoonste. De Leonore Ouverture No 3 besloot het Concert. Zij werd voortreffelijk vertolkt. Jammer dat een zeer licht verschil van stemming tusschen den Solo-trompetter, die de verlossing aankondigt, en het orkest even hinderden.