Melodrama's [Albert Vogel, declamatie en Henriëtte Roll, piano]
Albert Vogel gaf gisteren een matinée in den Hollandschen Schouwburg met medewerking van mejuffrouw Henriëtte Roll aan den vleugel, en droeg voor ‘Lenore’ van Bürger - Koeberg, ‘Archibald Douglas’ van Lenau - Landré, ‘Edith Schwanenhals’ van Heine - Pirani, en ‘Das Hexenlied’ van Wildenbruch - Schillings. Het was in hooge mate interessant, de wijze van werken na te gaan der vier musici. Koeberg bekommert zich zeer weinig om 't woord, hij laat zijne muziek maar tingelen, het gedicht klinkt daartusschen luk-raak. Landré weet, helaas, wat versvoeten zijn en brengt haast alles in stappende jamben, doch de voordrager ontkomt niet aan eene onvermijdelijke eentonigheid. Pirani daarentegen en Max Schillings kennen de stemmigheid en bezitten 't fijne gevoel voor verzen. Hun werk was 't beste, dat van Schillings 't meest nog, daar zijne muziek 't wint in oorspronkelijkheid. Landré's muziek zegt zeer weinig, die van Koeberg is door vorige meesters sterk beinvloed. Dat men bij eene toevallige samenwerking der verdienstelijke pianiste Henriëtte Roll en Albert Vogel wel eens eenheid miste, is begrijpelijk.
Wie als musicus of liever als gezangpedagoog Albert Vogel hoort, zegt: hij is in het eerste stadium van studie: middenrifvibratie om de stem los te krijgen. De voordrager, die hem hoort, zegt: wat een monotonie in dat rollend, vette geluid ondanks een prachtig materiaal! Wat een machtig geluid nu en dan, maar wat een onnatuur! De bekwame dilettant echter, als hij bewonderaar is van Von Possart, laat niets heel van den voordrachtkunstenaar, ergert zich aan dat eenig vibreerend geluid op de allereerste plaats, mist het recitatieve, vindt de pose onschoon met die saamgevouwen handen op den buik (in 't Heksenlied), welke de impressie geven alsof de eigenaar een heerlijk maal genoten heeft; lacht om de bovenlijfsbewegingen, welke doelloos zijn en totaal zonder expressie en om het opzeggen der verzen, die Vogel onophoudelijk verdeelt in regels. Weer een ander zit verdiept in zijn tekstboekje, hoort of ziet van dit alles niet veel, maar vindt het toch erg mooi.