Schäfer - Hekking [Cellosonates van Dirk Schäfer en Mendelssohn]
De sonate - nog in manuscript - voor piano en violoncel van Dirk Schäfer vond zonder twijfel de meeste belangstelling en geestdrift gisterenavond in de kleine zaal van het Concertgebouw. Mede op het programma stonden eene sonate voor piano en violoncel van Felix Mendelssohn-Bartholdy opus 58 in D groot, en eene van Beethoven opus 102 no. 2 in D groot.
Aan den vleugel zat Dirk Schäfer, Gerard Hekking speelde de cello.
De nieuwe sonate van Schäfer is zeker een werk van een uitnemend kunstenaar. De componist schijnt een volgeling van Beethoven en Brahms. Invloed van de modernen vindt men slechts in geringe mate. De groote klaarheid lijkt me de mooiste eigenschap der compositie. Schäfer pakt een motief, vormt het tot thema, vindt zijn neventhema, en is de muziek eenmaal in gang, dan loopt alles in de fijnste regelmaat. Toch schijnt het eerste deel zijner sonate wel wat àl te systematisch in zijn komen en keeren der beide hoofdthema's. Het tweede thema uit dit deel is echter van groote schoonheid. De klaarheid vindt men terug in de overige deelen van het werk, het andante, allegro assai agitato en presto. Het schertsende derde gedeelte is aardig gevonden als precieuse tegenstelling tot de andante muziek. Doch het andante beviel me minder. Hier stuit vooral het gemis aan kracht van ziel, die de muziek maakt tot onbetwistbaar eigendom van haar schrijver. Het laatste deel wint het van de drie overige. Hier stoort geen al te helder systematische conceptie, het is vurig bewogen en bezit zijn goed bedachte licht en schaduwkanten, al hoort men niets sterk-zelfstandigs.
Schäfers compositie is ingeslagen bij het vele publiek. Men klapte in opgetogenheid. En Dirk Schäfer scheen hoogst tevreden over de uitvoering, want geestdriftig pakte hij den heer Gerard Hekking bij den schouder en hield hem zoo op het podium om den buitengewonen violoncellist ook zijn deel te geven der toejuichingen. Na Mendelssohns sonate was beiden kunstenaars - waarom hooren wij hen zoo weinig in ons land? - reeds een reuzenkrans aangeboden. Zij gaven inderdaad voortreffelijk samenspel, al doet Dirk Schäfer zich met te veel terughouding hooren, zoodat zijn toon en spel hierdoor gevaar loopt een weinig droog te worden.
Het mooiste, dat Hekking gaf, was het Allegretto Scherzando uit Mendelssohn's Sonate, zeer geestig van klank en voordracht. In het eerste gedeelte van dit werk hinderden vele krasse rinforzando's. Dezen maakten dit toch al niet erg interessante deel min of meer pedant door zulke overdreven antitheses. Het ontbreekt Mendelssohn overal aan psychische diepte, en de speler mag wel zorgen hiermede rekening te houden. Men heeft de minachting voor dezen zoeten romanticus niet zoover te drijven als vele jongeren. Naast hoog-geniale begaafdheid bezat hij eene te groote dosis oppervlakkigheid en misschien doet men 't best hem te beschouwen als eene noodzakelijke reactie op de zeer diepe, zeer geconcentreerde muziek van Beethoven.
Nog veel schoonheid van klank genoten wij door Hekking's voordracht van 't Andante uit Schäfers Sonate. Beethovens werk is voortreffelijk gespeeld. Toch meenen we Hekking wel eens beter gedisponeerd gehoord te hebben. Want er liep menige ruwe streek tusschen door. Het ‘adagio con molto sentimento d'affetto’ klonk wel innig, doch in deze kamermuziek-werken moeten de hoorders zekere intimiteit voelen met de uitvoerenden. Deze echter ontbrak. Gloed en goede opvattingen blonken uit in den ‘allegro fugato’.