[E. Moór Violoncelconcert (solist Gerard Hekking) – symfonieën van Mozart en Beethoven o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Het tweede concert van Emanuel Moór tusschen eene symphonie van Mozart en de vijfde symphonie van Beethoven! Zoo hadden de hoorders bij den aanvang van Moórs gedrochtelijke combinaties het prettige vooruitzicht van Beethovens liefelijk meesterwerk. Want zelfs het eerste gedeelte der vijfde is onder Mengelberg's leiding liefelijk geworden.
De heer Hekking trad op als solist. Dat zijn toon maar zelden ontroerde ligt aan Moór's compositie. Want grooter maakwerk lijkt me ondenkbaar. Het hoofdthema uit zijn eerste deel geef ik cadeau voor het eerste 't beste slechtere. Stuur uw kat over de pianotoetsen en wellicht verbetert ze Emanuel Moór. Ook het tweede deel bestaat uit dat ongeïnspireerde goedje. De hoofdthema's van het laatste deel winnen 't misschien in gewilde bizarre rythmeering en melodiek, in gebrek aan plastiek en intensiteit, doch daarenboven komt God betere 't, die fatale armoede, het vorige rommeltje tegen 't slot terugspoken. En toch kàn Moór componeeren. Schoon is het oogenblik, als de solist in het eerste deel het tweede hoofdthema overneemt. (Even te voren, helaas, werd het geradbraakt door een dik, vol orkest). Niet minder schoon klinkt ze later, voorgedragen door de gedempte violen met een heerlijk contrapunt der solovioloncel. Ook schoone, gevoelde trekken vindt men in het adagio. Doch van den inzet af door den solohoboïst tot de slot-noot blijft de inspiratie Moór geenszins trouw, en het leuteren schijnt hij niet te kunnen laten En men moet lachen met den heer Moór, als hij ons in zijn laatste deel nog even wil imponeeren met wat fortissimo koper-accoorden, quasi-pompeus.
De heer Hekking speelde het concert naar gewoonte als groot kunstenaar. Wij danken hem menige ontroering. Dat ze vluchtig was, ligt aan het werk.
Mengelberg dirigeerde de twee reeds genoemde symphonieën, doorsprankeld van zijn veelzijdigen geest. Mij dunkt echter, dat deze gisteravond Mozart meer convenieerde dan Beethoven. Wat zou men zeggen, als verzen van Hadewijch, Maerlant of andere naïeve middeneeuwers werden voorgedragen op pronkerigen predikantentoon of in onze stijve taal?
Het werk van Mozart (in D groot, Köchels Verzeichnis No. 504.) werd schitterend vertolkt. Vooral de houtblazers gaven zeer delicaat spel. Bij Beethoven echter boette er de diepe innerlijkheid bij in. Het andante b.v. verloor door Mengelberg's opvatting veel van zijn hooge tragiek. Ook de tempo's zal menigeen zich anders denken. De herhaaldelijke ritardando's in 't scherzo leken me niet wel ter plaatse. Een groot moment daarentegen was de inzet der finale.