Hanna Verbena [begeleid door Georges Enderlé, liederen]
Gisterenavond hoorden wij in de kleine zaal van het Concertgebouw de eerste uitvoering van een zevental liederen van mejuffrouw Cath. van Rennes, gezongen door haar leerlinge Hanna Verbena. Zij zijn getrokken uit opus 60, een serie kinderliedjes nog in manuscript. Aan den vleugel zat de componiste.
De liederen zijn allerliefste stukjes muziek, vrouwelijk-fijn, van de allervriendelijkste romantiek, vol bekoorlijke melodieusheid, de teksten lief en aardig, zonder pretentie evenals de muziek, doch met meer rijkdom en distinctie. De begeleiding luidt eenvoudig maar effectvol. zooals b.v. in ‘De kinderen dansen’, waar men een paar mooie klankwerkingen hoort. Tusschenbeide lijkt het alsof met de klare sopraan een tenor instemt. Gezongen met liefelijke gratie van klank en voordracht door mejuffrouw Verbena, vonden de liederen zeer grooten bijval. Het stukje ‘Loopen leeren’ moest worden gebisseerd.
Het eerste deel van den avond was al voorbij vóór we mej. Van Rennes' fijne wijsjes te hooren kregen. Vooral zong de soliste twee aria's van Händel en een reeks liederen van Schubert. Met harmonieuse eenheid werd ook hier de zang begeleid door Catharina van Rennes. Geen wonder overigens, daar beide kunstenaressen zeer één zijn van natuur: beiden bezitten de naïeve bekoorlijkheid, jonge spontaniteit en frisch, zielvol gevoel.
De stem van mej. Verbena is voortreffelijk ontwikkeld; uitspraak, ademhaling en toonvorming, alles werd onberispelijk geschoold. Nu en dan hindert nog wel iets onrijps, een enkele gedempte toon, die dof klinkt tusschen al de schittering van haar geluid, maar daarnaast hoort men overal hare wonderlijke begaafdheid. Technisch werden de beide aria's van Händel, de ‘Tauben-aria’ en ‘Achsahs Freudenlied’ uit ‘Josua’ volmaakt uitgevoerd.
Met de voordracht kan ik me minder vereenigen. In de onderdeelen was deze goed, doch over 't geheel kwam het karakter der aria niet genoeg uit, wat bij Händel te meer hindert om de bewonderenswaardige eenheid der stemming. Het gevoel dat hij uitdrukt, doorstroomt het heele stuk met overal dezelfde intensiteit. Dit is niet genoeg ingezien door mej. Verbena, gelijk vooral uitkwam in ‘Achsahs Freudenlied’. Aan haar toon en voordracht ontbrak het groote der forsche, jubelende vreugde van dit prachtige stukje muziek. Ook de begeleiding dezer aria deed af en toe energieloos aan. De coloratuur echter slaagde uitstekend. De teere Schubert paste goed bij de fijne natuur van mej. Verbena. ‘Erwartung’ en ‘Frühlingsglaube’ schenen ons dan ook 't voortreffelijkst.
De zangeres had nog op haar programma vier Fransche liederen: ‘Si tu veux Mignonne’ en ‘Roses d'Octobre’ van Massenet, ‘L'heureux Vagabond’ van Alfred Bruneau en ‘Pastorale’ van Georges Bizet. Behoudens kleine onjuistheden der uitspraak, werden deze liederen zeer artistiek gezongen. Het leuke stukje van Bruneau op woorden van Catulle Mendès, vol humor en fijnheid door de zangeres voorgedragen, is uitbundig toegejuicht. Ook in de Fransche composities ontbreken nooit die tikjes geestigheid, bij den Franschman onmisbaar. Mej. Verbena bracht ze mooi tot uitdrukking.
De heer Georges Enderlé uit Utrecht verleende zijne medewerking als pianist. Het spel van den heer Enderlé was, op zijn zachtst gezegd, soporifiek. Het spijt ons dit te moeten constateeren naast al het schoone, dat de beide uitnemende kunstenaressen ons schonken. De pianist speelde een intermezzo en Ballade van Brahms, ‘Papillons’ van Schumann en ‘Polonaise Fantasie’ van Chopin. Hij speelde ze allen op ééne, zijne wijze. 't Ergste echter was, dat noch Brahms, noch Schumann, noch Chopin zoo vertolkt mogen worden voor kunstgevoelige ooren. 't Spel was droog, de toon dof en mat, immer 't zelfde klonk de aanslag, en artisticiteit in de voordracht viel er niet te bekennen.
Mej. van Rennes en Hanna Verbena zijn heel den avond luide gehuldigd door het volle zaaltje en vereerd met talrijke bloemstukken.