Conservatorium-feestconcert [o.a. Pianoconcert van W. Andriessen o.l.v. D. de Lange]
Het Conservatorium vierde Zaterdagavond zijn 25-jarig bestaan met eene buitengewone uitvoering. Zeer veel belangstellenden, een mooi programma, een mooie uitvoering, en het ontbrak den spelers niet aan toejuichingen. Maar de groote geestdrift concentreerde zich hoofdzakelijk om de sympathieke figuur van den heer Daniel de Lange, een der stichters van de Muziekschool, die haar bestaan al dien tijd heeft meegeleefd, nu aan het hoofd staat en de uitvoering van dezen avond leidde.
Telegrammen waren ingekomen van binnen- en buitenland. In de zaal bevonden zich beschermers, leeraars, oud-leeraars, directeuren ven muziekscholen etc.
De eerste, groote krans werd aangeboden door de commissie van toezicht. Toen volgden de kransen en bloemstukken van bestuur, leeraren, oud-leerlingen, leerlingen. Mejuffr. Clara van IJzer hield namens de oud-leerlingen eene toespraak, onder aanbieding van een zwaren zilveren gedenkpenning. Dit alles onder groot gejubel der toeschouwers, die het juichen niet moede werden. Ook minister Heemskerk woonde het concert bij.
De leider zette in het feestprogramma het vijf-en-twintig jarige werken zijner instelling uiteen. Na dezen muziek-avond ware dit niet meer noodig geweest. De uitvoerders scheppende en reproduceerende kunstenaars bewezen ten volle de groote muzikaal-paedagogische kracht der inrichting.
De suite van Kor Kuiler, de thans te Groningen werkzaam zijnden componist en dirigent, opende het concert in plaats der vooraf aangekondigde ouverture, welke om de onbetrouwbare overschriften der orkest-partijen onspeelbaar bleek. De suite bestaat uit vier deelen: Voorspel, St. Martinusavond, Intermezzo voor strijkers, Soldatenmarsch. Het is een zeer interessant werk, vlot geïnspireerd en zuiver muzikaal.
Na deze levendig toegejuichte compositie, werd uitgevoerd het zware doppel-concert voor viool en violoncel van Johannes Brahms. Het is 't honderd en tweede opus van den diepzinnigen meester. Overal spreekt de muziek direct. Toch mag men het als geheel-conceptie rekenen tot zijn duisterste werken. Het is gespeeld door den heer Willem de Boer en Engelbert Röntgen. De jonge kunstenaars gaven goed spel, warme forsche voordracht en een vollen, schoonen toon, al bleven zij zich niet immer gelijk. Vooral bewonderden wij hun goede hoedanigheden in 't begin van het langzame tweede deel.
Mevrouw Noordewier-Reddingius, die eveneens nog aan het conservatorium gestudeerd heeft, volgde met eene aria van Gabriel uit Haydn's ‘Schöpfung’ ‘Auf Starkem Fittige schwinget sich der Adler stolz’. Ofschoon wij deze hoogbegaafde zangeres liever hooren als vertolkster van Bach - de kunstenares schijnt van nature te hoog-ernstig voor het lieve, gemoedelijke van Haydn - toch miste zij geenszins den indruk met hare stralende stem en bracht zij hare hoorders weer in verrukking.
Hierna hoorden wij een orgel-concert - met orkest - van den heer C. de Wolf. Het werk bezit een eigenaardige bekoorlijkheid. Uitstekend trekt de componist partij van zijn instrument. Schoon kwam dit uit in de (natuurlijk niet onbekende) fuga (het thema nog in Bachschen stijl), waaring men prachtige afwisselingen vindt van orgel en orkest. Wat wij op het werk tegen zouden hebben is, dat het lange preludium te los staat bij de fuga. De componist is nog niet geheel zich zelf en zijn melodiek af en toe te tam, evenals de harmoniek en de contrapuntiek. Dit komt vooral uit in de soli voor orgel, waar de componist, helààs, meermalen tot over de ooren verzinkt in den kerk-organistenstijl. Hij voelt waarschijnlijk de waarde wel van het contrapunt, des te meer jammer, dat hij die nog niet zelfstandiger heeft aangepakt. Doch het werk is hoogst belangrijk. Men hoort niet dikwijls het orgel als solo-instrument met orkest. En de bekende klankkleur van het orgel heeft de heer De Wolf als componist en als speler zeer bekwaam weten aan te wenden.
Het concert voor piano van Willem Andriessen volgde na de pauze. De componist zelf zat aan den vleugel. Zoowel spel als compositie waren buitengewoon en er klonk altijd kunstenaarswerk van groote eerlijkheid, klaar en doorschijnend. Grootere individualiteit in compositie zal de componist wel krijgen met de jaren, door het leven. Bijzonder trof ons het derde deel, vooral het slot, - terugkeer van het hoofdthema uit het eerste deel - zeer geestdriftig, vol werking. Tevens het schemerige tweede, een muziekstukje vol fijne droomerij, vol romantiek. Misschien mogen we den componist echter juist tegen de romantiek waarschuwen. Het ongeluk der muzikale romantiek, zooals Andriessen's werk ze herinnert, bestaat hierin, dat ze gebonden is aan een paar jaartallen, - in tegenstelling tot de letterkundige, welke iets universeeler aandoet, - dus dat men ze voelt als archaïstisch. Doch in hun applaus hadden de hoorders gelijk: den meesten bijval van de jongere medewerkenden behaalde Andriessen.
De koorfantasie van Beethoven besloot den mooien avond. Alle nummers stonden onder de bijzonder voortreffelijke leiding van den heer De Lange, behalve de suite van Kuiler, die de componist dirigeerde. Afzonderlijke vermelding verdient wel de schoone voordracht van Beethoven's werk, de zuiver gevoelde tempi, hier en daar een effectvol rubato, doordachte, nooit opgedrongen frazeering, alles aangevoerd met dadenkracht vol jeugd, vol temperament, spontaniteit, geestdrift, en bij solisten en koor prachtige klank.