[Anton Averkamp Elaïne und Lancelot – symfonie van Haydn (Oxford) en werken van Saint-Saëns, Rabaud, Svendsen en Wagner o.l.v. Cornelis Dopper] (Concertgebouw)
Het Concertgebouw-orkest, sinds Donderdag niet meer gedecimeerd en gehavend door afwezigheid der beste leden, opende gisteren met een interessant programma de nieuwe serie zijner abonnementsconcerten.
Na een pittige uitvoering van J. Haydn's Oxford-symphonie hoorden we ‘Elaïne und Lancelot’, de symphonische ballade van Anton Averkamp, voor ons het hoofdnummer en hoogtepunt van den middag. Wat anderen ook zeggen van deze compositie, door het werk ruischt een groote zwaai van spontaniteit en overmeesterend diep gevoel. En hier of daar mogen muziek met instrumentatie herinneren aan Wagner, groot en roerend is de doorvoering van Elaïne's motief, straf van werking de opzet van Lancelots motieven, de schildering van 't steekspel geniaal en 't juichen der victorie overweldigend door de kracht van 't ongetemd opbruischen der tonen. Te meer schat men het werk, als men de muziek vergelijkt met het verhaal, een der zwakste uit den sagencyclus van koning Arthurs Tafelronde. Zeer groot en verheugend werkte de compositie in hare program-omgeving: Phaëton van Saint-Saëns, symphonisch gedicht, waarbij past 't eerste 't beste libretto; Procession nocturne, idem van Henri Rabaud, die N. Lenau's kort en weinig zeggend gedicht uitrafelde tot orkestnummer van tien minuten, waarbij ieder (vooral bij 't middendeel) gevaar loopt in te dommelen; dan de eerste Noorsche Rhapsodie van Svendsen, een aardig werk doch zonder het minste houvast in de conceptie. Averkamp's werk staat minstens deze drie gelijk, zoo niet er boven. En er was geestdrift bij het talrijk publiek na de uitvoering van ‘Elaïne und Lancelot’. De componist moest 't podium bestijgen; een warmen handdruk gevende aan den dirigent en de hulde latende deelen door het orkest, werd hij vurig gehuldigd. De uitvoering stond hoog.
De heer Dopper gaf zich op zijn best. In Haydn's symphonie had ik de snelle tempi wat langzamer gewild, 't schaadde de klaarheid; 't adagio daarentegen wat sneller, 't was àl te klaar. Om het zeer schoone spel zij nog vermeld de viool-solo van den weergekeerden 1en concertmeester in ‘Procession nocturne.’ ‘Einzug der Götter in Walhall’ besloot het concert met Wagnersche praalklanken. Jammer dat er eenige ruwheid was in de uitvoering. Ook het menuet der Oxford-symphonie was hiervan niet geheel vrij.