Bijdragen aan De (Nieuwe) Amsterdammer (oktober 1910-mei 1915)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdKort OverzichtHet is gebleken door kennisgevingen in de pers, dat de administratie van het Concertgebouw wegens den oorlogstoestand tweemaal onder den invloed kwam van overmachtige hindernissen, en dat slechts na een herhaaldelijk beroep op de abonné's de voortzetting der uitvoeringen was verzekerd. Gedurende de eerste crisis, in den herfst, vertoefde de leider van het orchest, wiens enkele tegenwoordigheid de menigten doet toesnellen, op een berg in Zwitserland, en pas na telegram op telegram verzonden te hebben slaagde het Bestuur er in om Mengelberg tot de terugkomst te bewegen. Hij arriveerde inderdaad op den dag voor de uitvoering, doch was bij die opening, en weken daarna, afwezig. Dit geschiedde in de periode, toen zeer velen aarzelden hun abonnement te hernieuwen en terwijl de aanwezigheid en het initiatief van den dirigent een moreele factor van groote waarde zou geweest zijn. Mengelberg heeft deze kans om zich zeer verdienstelijk te maken echter voorbij laten gaan en hij is met gejuich en kransen verwelkomd. Nauwlijks waren de uitvoeringen aan den gang of de kunstenaar, die zich het leven regelde als een koning, werd achterhaald door het fatum en viel van de trappen. Dit had eene nieuwe afwezigheid ten gevolge, noodig voor het herstellen welke ieder gaarne verontschuldigt, van anderhalve maand. Mengelberg genas, vierde eene nieuwe inkomst en werd wederom ontvangen met gejuich en kransen van het publiek, dat uit eerbied oprees ‘als één man’. Men dacht zonder twijfel, dat nu de vroolijkheid in het muziekleven zou wederkeeren, want - ik noteer het feit louter objectief - Amsterdam kent geen geanimeerd concert zonder Mengelberg, die zelfs over de garde-robes onzer Schoonen beschikt en alleen in staat is (Dopper en Cornelis zullen het hem benijden) de dure kleurenvonkelingen te tooveren in zijne Donderdagavondzalen. Het verheugt mij, dat ik zulke optimistische verwachtingen niet besproken heb. De uitvoeringen waren nauwlijks aan den gang of Mengelberg verdween weer voor langen tijd en uit het respectueuse onderschrift der redactie bij een protesteerend ingezonden stuk in het Handelsblad van 9 Januari bleek, dat Mengelberg concerten te dirigeeren had in Frankfort. Ondertusschen kwam de jaarwisseling, de halfjaarlijksche abonnementen vervielen, het werd weer eene crisis en ook deze tweede vond Mengelberg niet op zijn post. Iedereen kan uit deze hyper-monotone fabel de les trekken, maar het blijkt, dat men daartoe niet het recht heeft. Het Handelsblad schreef: ‘De heer Mengelberg dirigeert ook in dit seizoen de 33 concerten, waartoe zijn contract hem verplicht.’ Het schijnt dus, dat Mengelberg geen contractbreuk zal plegen, maar ook geen hand wenscht uit te steken om het Bestuur zijne moeilijke financieele taak te vergemakkelijken en zich op het buitengewoon eentonige standpunt stelt van den werknemer, die contractueel verbonden is, meer niet. Nu weten wij wel, dat Mengelberg in Frankfort een strijd moet voeren tegen de machtige Frankfurter Zeitung en dat directie en publiek zich daar niet zoo gemakkelijk laten dwingen door buitensteedsche contracten en buitensteedschen roem, noch laten sussen door elke verjongde terugkomst, als hier in Amsterdam. Het dilemma blijft echter onveranderlijk: Hier staat het Concertgebouw op 't spel, of zijn voorspoed, in Frankfort hoogstens Mengelbergs wisselvallige positie. Wat gaat ons 't meest aan het hart? Zonder twijfel bewonderen wij een dirigent, die zijn roem gevestigd heeft in het machtige Duitschland en die ons door zijne vruchtbare Duitsche relaties zoo ver houdt van Fransche kunst, Fransche kunstenaars en allen ‘Welschen Tand’. Met onze dagelijksche logica bedenken wij echter, dat we weinig aan Mengelbergs roem zouden hebben, wanneer door een of ander ongeluk het Concertgebouw-orchest opgeheven moest worden. Ik heb vroeger reeds geschreven, dat door Mengelbergs talrijke reizen de Amsterdamsche uitvoeringen nog slechts als repetities kunnen gelden voor de buitenlandsche concerten en triomfen. Doch dat was vroeger! Wij zijn geneigd om belangrijke concessies te doen. Wij zullen Mengelberg in normale tijden zooveel laten reizen als hij wenscht en hem ook den roem geven der Toonkunst-uitvoeringen, waarvan hij de lusten draagt doch niet de lasten, wanneer hij bij zeldzame omstandigheden als deze (ééns in eene eeuw!), behalve zijne contractueele plichten ook zijne moreele wil nakomen. Als het publiek dwaas genoeg is om het succes eener uitvoering te doen afhangen van Mengelbergs tegenwoordigheid, dan heeft de dirigent niet het recht dien (onbegrensden) invloed uitsluitend aan te wenden ten bate van zichzelf en ten bate van Frankfort. De lezer ziet dat ik deze opmerkingen zeer onpersoonlijk houd, zonder vijandigheden, maar ook zonder liefelijkheid. Het bestaan van het Concertgebouw is eene zaak van algemeen en openbaar belang en het schijnt tweemaal onverschillig geriskeerd te zijn door den invloedrijksten artistieken leider. Nu is Mengelberg opnieuw vertrokkenGa naar voetnoot1) na tweemaal hetzelfde programma gedirigeerd te hebben. Ik stel geheel en al mijne eigen opinie ter zijde aangaande de programma's van Dopper en Cornelis, welke over 't algemeen belangrijker zijn dan die van Mengelberg. Doch de arme abonné's, die zich op eene andere muzikaliteit beroepen dan ik en die ten slotte de steunpilaren zijn der instelling, welke naast voorbijgaande gebreken zulke ongeëvenaarde hoedanigheden bezit, die mij noodzaken nog melding te maken van Mahlers Lied von der Erde, eene zeer schoone reproductie - onder leiding van Mengelberg - de meening en de wanhoop dezer arme abonné's is bij den heerschenden toestand van meer waarde dan de mijne en worden hier vertolkt. |
|