Derde symphonie van Mahler
Mengelberg, als nieuwe Prometheus, bracht den stervelingen het vuur in den feroelstengel. Het was de moeite waard hem enthousiast en eenstemmig vaarwel te zeggen, want hij droeg den schoonsten gloed en de schoonste rythmen. Ik stond verbaasd, dezelfde symphonie van 't vorig jaar niet terugkennend. Veel bleek veranderd, vele accenten gekozen van een geheel verschillend gezichtspunt, de muziek overstroomd van een grooteren geest, de interieure golving der compositie volkomen gewijzigd, onafgebroken levend, boeiend, bevredigend en meesleepend tot onuitsprekelijke ontroeringen, twee gelukkige uren lang. Er was geene vermoeidheid, ook niet bij het orchest, er was geene teleurstelling, geene enkele, noch voor het orchest, noch voor het werk, voor den dirigent of voor de hoorders. Ik herinner me ook sinds Mahler's sterfjaar geene uitvoering, die zoo bezield was van muziek, welke allerwegen toegenegen klonk en vol liefde. Ik merkte geen maat, die niet geladen was met de mysterieuse bekoringen der muziek, alsof de schoonste ontboezemingen ons werden ingefluisterd door demonen. Ook niet een enkele maal is het geheimzinnige fluïdum verstoord; alles leefde: de bazuin-soli even oprecht en natuurlijk als de viool-soli; de posthoorn-soloGa naar voetnoot*), geblazen uit een hemelsche verte en betooverend ontwolkt van zomeratmosfeer, verliep als een prachtige episode, goed ingeleid en goed volgehouden in eene stemming, welke geheel voortvloeide uit de innerlijke cadans der compositie. Het middernachtslied is met een raadselachtige expressie, en zeer indrukwekkend gezongen door Meta Reidel, wezenloos en onmenschelijk als een gezang der Parcen uit den eeuwigen schoot der aarde. Het vrouwenkoor klonk ongerept, evenals het jongenskoor onder leiding van den Hertog. Het slagwerk deed zijn taak met groote bekwaamheid en zeer
harmonisch, terwijl aan ieder instrument van het orchest denzelfden lof toekomt. Zoo phantastisch de scènes zijn van dit werk, zoo eenvoudig klonken ze, door de regelmatige ontwikkeling, waarvan de dirigent den onzichtbaren leiddraad kende en volgde, alsof een god 't hem wees. Heil Mengelberg, die onze herinneringen in een nieuwen weg voerde. Ik ben gaan luisteren met pessimisme en de dorheid, welke deze onontkomelijke tijd meebrengt en de onverwachte muziek klonk me als eene apocalyps.
De muziek was als het spectrum eener onbeschreven wereld, zij wisselde, bewolkt aanvangend en hare hoogste ontluiking vindend in de vlammen der vuurroos. Zij gaat vele smart voorbij en begoochelingen als vele tinten, voordat zij haar diepste wezen kan ontplooien, als een stijging van licht en leven, naar de bron van licht en leven, een geleidelijke opgang van dood naar onsterfelijkheid, waarin wij het smartelijkste en verhevenste raakten. Ik heb me deze keer onwillekeurig gehouden aan het korte commentaar van Diepenbrock, die naar aanleiding van Mahlers Vierde schreef, dat de Derde begint bij de onbezielde natuur. Dit commentaar neemt alle bezwaren weg en ook Mengelberg scheen dezen uitleg den waarschijnlijksten te achten. Ik heb geen menschelijk geluid gehoord in het eerste deel. Het was eene muziek van onbekende gestalten, die slechts een verre weerspiegeling volgen van 't menschelijke rythme en de menschelijke verlangens, als eene Michel-Angeleske schepping van titanische figuren, hyperbolische gedaanten; hunne onstuimigheid en warreling zijn slechts denkbaar als gebaren en kreten der aarde zelf. Het werd eene mythe, waarin Prometheus met de Okeaniden samenspreekt, en ieder accent bleef episch en buitengewoon eenvoudig, waardoor de zeer populaire stukken, de zeer tragische doodsklachten, de gigantische opvlammingen een zeldzaam en buitenaardsch relief verkregen.
En, gevangen in een morgendroom der ontroerendste muziek, die tegen alle koninkrijken der aarde opwoog, heb ik er mij niet 't minst om bekommerd of dit Latijnsche of Germaansche kunst was.
Alles ontvlood in de harmonie, de schoonheid en vreedzame klaarheid, gelijk in het gedicht van Baudelaire; maar zonder ironie.