Écrits de Musiciens (XV-XVIIIe siècles) par J.G. Prod'homme. Paris, Mercure de France
Ieder waardeert zijn eigen dingen, in den circulus vitiosus zijner belangstelling, de een 'n papyros, al staat er niets op dan de teederheden van een vader jegens zijn zoon, de ander nagemaakte catacomben, een derde de Kretenser opgravingen, een vierde Chineesche middeleeuwen, een vijfde oude teekeningen, - en ik weet niet hoe ik u zal interesseeren voor deze oude Geschriften, die van mijn gezichtspunt zoo aartsbelangrijk zijn! Het is een wereld van vergeten papieren, welke een Adriaan van Oort, den kunstenaar van het gebrandschilderde woord zeker had moeten kennen, omdat het intellectueele en sensitieve leven der middeleeuwen zonder muziek niet denkbaar is, omdat deze geheele menschheid tintelde van muziek, bij feesten, bij oorlog, bij pest, hongersnood, droogte, bij liefde en haat, omdat het milieu van François Villon (Je cognois le vin à la tonne!) even muzikaal vibreerde als het milieu van een prins, een staatsman, een schilder, een geletterde, omdat ieder in dien tijd zijne intieme betrekkingen had tot de muziek. Gij ziet het in het zeldzame en een weinig ontroerende testament van Dufay, opgenomen in dit boekje, in de zeven testamenten van Willaert (alle zeven hardnekkig geconstrueerd als de tenor eener antieke compositie...) wier uiterste wil geredigeerd lijkt voor een heel dorp, stuiver voor stuiver nalatend.
Men vindt deze documenten, hoewel daaruit de historie opgebouwd moet worden, in geen enkele muziekgeschiedenis. Zij spelen echter nog minder mee in het hedendaagsche leven en voor ons, Nederlanders, hebben componisten geen waarde meer. Voor de oude muziek, welke, toegepast in onzen tijd, dezelfde omwenteling zou veroorzaken als de herleefde primitieven brachten in de schilderkunst, bestaat slechts eene belachelijke belangstelling: men zingt ze nu en dan, doch van haar wezen en hare techniek is niemand op de hoogte en aan de conservatoria kan ze niet gedoceerd worden. Maar wat zal de eerwaarde heer die-en-die van over zijn brevier (men heeft ons sinds jaren gewend om de oer-meesters alleen rationalistisch te beschouwen als onberispelijke noten-machines en men vond den nieuwsten kerkstijl uit deze visie) of de leek die-en-die, statig dilettant, een beetje grijzend en met onvermurwbaren maatstok, van over zijne Lassus-uitgave, zonderlinge oogen draaien, als men hem een echt accent citeert van den echten Lassus (een brief aan den hertog van Beieren) te joviaal voor een kerk-componist, diaboliek voor een zanger van zoo heilige hymnen....
Si vre Exce. se porte bien
Si vre Exce. N'a pas de mal
Cela demande Monsr. daumal
Si vre Exce a son plaisir
Je n'en ai pas de deplaisir;
Si Madame sa femme bien se porte,
Je ne m'en plains ni deconforte;
S'elle a la panse bien enflee
C'est signe, que l'aues bien pressee
S'elle sent son enfant remuér.
C'est la sentence de Janobbo
En disant Bon di meser gobbo:
Seruitoribus - vris seruitor:
De heeren, die zoo fanatiek trachtten om van de muziek der oer-meesters eene eunuchen-kunst te maken, mogen er van overtuigd zijn, dat ook in de werken dezer componisten vele zulke (o! familiaire...) Pansgeluiden klinken.
En zoo is het inderdaad - dunkt mij - van het grootste belang, te lezen, dat er onder de nalatenschap van Händel een Rijngezicht was van Rembrandt; dat Bach zich zonder humor beklaagt over de gezonde lucht van Leipzig, welke hem, daar de sterfgevallen ontbreken, een deficit bezorgd van honderd daalders 's jaars; de meening van Gluck in een brief aan Klopstock, - meening welke nog geldig is, ‘car, bien que vous ayez d'excellents musiciens, il me semble pourtant que la musique qui demande de l'inspiration est encore tout à fait étrangère dans vos contrées, ce que j'ai vu dernièrement par la Recension qui a été faite à Berlin sur mon Alceste’; hoe een de la Barre in zijn vriendelijk Mémoire over Musettes et hautbois, zegt dat de Philidors en Hotteterres (onder Louis XIII de Guarnerii der hobo) heel wat hout en muziek bedorven hebben, voordat hunne instrumenten geschikt waren voor een concert; zeer belangrijk en actueel het fragment uit ‘Le théâtre à la mode’ (1720) van zekeren Benedetto Marcello, dichter en componist, eene ironische aesthetica, welke den tegenwoordigen futurist niet kwalijk zou passen.
Wantrouw de oude musici niet, omdat de nieuwe dikwijls droog zijn en onuitstaanbaar pedant. Zelfs Prod'homme heeft er iets van en ondanks enkele slordigheden, als o.a. de onnauwkeurige vertaling in de leerzame geheimen ontsluierende dedicatie van Palestrina's Canticum Canticorum, waar de naïeve meester beweert, dat hij voor deze gelegenheid eens vuriger (en niet ‘vroolijker’) componeerde, laat hij zoo taaie bladzijden drukken, dat zij in Duitschland uitgegeven konden zijn.
Maar welk een curieuse anecdote vind ik daartegen weer niet in een brief van zekeren André Maugars, welken ik de tegenwoordige instrumentalisten en zangers, prat op wat aangeleerde techniek en verstoken van alle genie en naturel, onder oogen zou willen brengen. Maugars was een beroemd violist, van wien men geboorte- noch sterfjaar kent. Hij verbleef aan 't hof van Jacobus I en vertaalde enkele werken van Bacon in het Fransch, viel in ongenade bij Louis XIII en Richelieu en begaf zich naar Italië, van waar hij zijn ‘Response schreef faite a vn Cvrievx sur le sentiment de la Mvsique d'Italie’ (1639). Daar improviseerde hij te Rome in de kerk der Franschen gedurende de mis op den feestdag van den heiligen Lodewijk. Hij bezielt zich met de herinnering aan zijn nationalen heilige, zijn volk en de tegenwoordigheid van 23 cardinalen. Men geeft hem een thema om er over te fantaseeren na den derden Kyrie eleyson, hij bestijgt eene kleine tribune, wordt begroet met applaus en speelt met zooveel geest dat de kardinalen hem verzoeken opnieuw te spelen na den Agnus Dei; men zendt hem een nieuw thema, ‘un peu plus gay que le premier, lequel je diversifiay avec tant de sortes d' inventions, de differens mouvemens, et de vitesse, qu'ils en furent très-estonnez....’ hij wordt bij den paus geroepen, die twee uren luistert naar den violist.
Dit boek geeft niet alleen de melancholie van oude papieren. We hebben opera's, draaiorgels, orchesten, koren, piano's, maar onze cultuur filtert niet meer muziek gelijk voorheen en ik betreur dit dagelijks. Een god schiep voor de muziek zoo gelukkige dagen, en deze kunst, die voor den mensch al het cosmische had van een natuurgeluid, is verweesd van elke betoovering, instinctieven bloei en hare zachte alomtegenwoordigheid.