Malheur à la connaissance stérile qui ne se tourne pas à aimer
Bossuet
Twee katten, die elkaar ontmoeten op eene schutting, verhouden zich zachtmoediger dan twee vrienden, van wie de een optreedt als violist, de ander als criticus. Wanneer er misschien sprake is van bewondering, de bewondering is spoedig verzadigd en wil meer; er groeit een wantrouwen; men bespiedt de waarde van den vriend, men is achterdochtiger jegens hem dan jegens ieder ander, men twijfelt en men kent zelfs niet de barmhartigheid om hem de verwijten te sparen, wanneer hij faalt, nadat men zich instinctief zooveel hardvochtiger hield tegenover zijn waarde dan alle anderen, ik geloof zelfs, dat men er een hypothetisch genoegen in schept den vriend te zien falen. Ziedaar, o lezer, raffinementen der vriendschap, welke gij niet vermoedde, en haar vermaak. Ik zal mijn vriend Dirk Gootjes dus beter de waarheid zeggen dan wie ook.
Hij speelde op de Paasch-matinée van het Concertgebouw, welks matinées van jonge kunstenaars tot toen niets introduceerden dan wanhopige mediocriteiten, voor den eersten maal met orchest. Het was inderdaad zomerweer om viool te spelen, eene klare, zonnige atmosfeer, harmonisch voor elke melodie, maar ook ongunstig voor de meeste muziek, want ik heb sinds lang gemerkt, dat natuurlicht veel geluid absorbeert; er is werkelijk weinig moderne kunst bestand tegen de gloeiing van een zomerschen dag.
Tot nu toe ontbrak er aan Dirk Gootjes' concerten slechts het springen van een snaar en zijne ongelukken zouden hun toppunt bereikt hebben. Ik noemde hem vroeger reeds een buitengewoon violist en hoe dikwijls zag ik hem al niet struikelen! Nu leek hij me opnieuw die kunstenaar en wederom heeft hij me voor de helft teleurgesteld; hij schijnt zich vijf mijlen van het podium te wenschen, wanneer hij optreedt, en welk een slechte dispositie voor een sensitieven mensch, bij wien de afgrond der exaltatie immer roept naar den afgrond der hopeloosheid! Zoo werd de Ciacona van Vitali ingezet zonder meesterschap, waaronder ik versta het evenwicht van alle emotioneele gegevens. De toon klonk me zeer goed; hij droeg de siddering van verfijnde en phantastische aandoeningen, een toon, die zeer kostbaar geïnstrumenteerd is, gedempt, doch onderwoeld met lichtfonkelingen, iets demonisch in zijn mengsel van schel accent en phosphoriseerende demi-teinte, een van Gootjes' uitnemendste overwegingen, waarmee hij zijn uitgangspunt (twee jaar geleden) belangrijk verbeterde. Maar in dezelfde Ciacona deugde de vibrato niet, die het gansche stuk ongevoelig bleef en uniform. Ook den geest der compositie heeft hij niet volkomen gegrepen; hij wankelde tusschen de compositie en het vioolstuk. Doch hierin ligt reeds eene groote verdienste, wijl ik nog geen violist hoorde, die er aan dacht een vioolstuk op te vatten als compositie, als leven en schoonheid.
Het concert van Bruch begon ongelukkig, daar de solist zijne g te hoog stemde (wat de alleronbeduidendste musicus ontgaat!) en de inzet op de losse snaar maakte een pijnlijken indruk. Dit concert duurde echter lang genoeg om zich te herstellen van deze kinderachtige zenuwachtigheid, ofschoon 't eerste deel te lijdelijk voorbijging, terwijl alleen een psycholoog kon observeeren, welke heroïeke pogingen gedaan werden om zich te verheffen uit de onmacht.
't Adagio heeft evenwel muziek en stemming veranderd van aspect. Tusschen de Adagio's van Mozart en dit van Bruch bestaat slechts een gering verschil; de wijde rust en stilte van Mozart is gelukkiger, de melancholie van Bruch heeft een fond van ontevredenheid, zij is meer een zachte haat dan liefde, dezelfde ontevreden onttogenheid, welke de achtergrond is der Liebesscene uit Strauss' Heldenleben en de andere zijner langzame stukken, hoewel zij ook het wezen is zijner overige muziek. Dit heeft Stendhal zeventig jaar geleden reeds gezegd met ongelooflijke verziendheid: het moderne leven lijdt aan haine impuissante, gelijk Verlaine de geheele achttiende-eeuwsche muziek gedefinieerd heeft in drie sublieme verzen.
‘Tout en chantant sur le mode mineur
L'amour vainqueur et la vie opportune,
Ils n'ont pas l'air de croire à leur bonheur,’
wier afstammelingen (sur le mode majeur, - hier Bruch en Strauss) nog minder schijnen te gelooven aan hun geluk.
De sereniteit en de wijding, waarmee Dirk Gootjes deze muziek overademd en getransfigureerd heeft tot een ongekend gezang, was van hooge orde. Gedurende zekere passage in ges, gaf hij een mezza voce, zoo penetrant en aangrijpend, dat ik het stel boven Capet's zeer emotioneerende stokvoering. Het slot van dit Adagio klonk in de paarlemoeren tinten van den dichter, uiterst teeder gereflecteerd, eene onuitsprekelijke poëzie, waarbij men Bruch gaarne vergat. De finale, zeer corybantisch ingezet, is volgehouden met een voortdurend animato, absoluut opmerkelijk en origineel van weergave, een psychisch rubato, dat slechts voort kan komen uit eene oer-muzikale natuur.
Ik schrijf nadrukkelijk over Gootjes, wijl hij de eerste is, die door een welkom en toevallig fatum afwijkt van het cosmopolitisch violistendom, waarvan de conservatoria in Amsterdam, Parijs, Berlijn, New-York of Rome, het eenzelvige, onveranderlijke en verfoeilijke type leveren in duizend afdruksels: de een heeft wat gunstiger vingers dan de ander en meer flair; ten tweede omdat zijn temperament het tegenovergestelde is van het Hollandsche karakter, gelijk dit verschijnt in de concertzaal. Dit zal later eenmaal een ethnologische quaestie blijken. Ons volk, welks wezen zich eenmaal heeft uitgesproken door Bredero, Jan Steen, Ruysdael, Hobbema en Rembrandt in een betooverende realistiek, eene schoonheid, ontroering en universeele visie, waartoe geen der Germaansche rassen ooit kon stijgenGa naar voetnoot*) (dit is mathematisch te bewijzen), geraakte een weinig te veel onder Duitschen invloed en dwaalde af van zijn beste raseigenschappen.
Van onze tooneelisten is alleen Bouwmeester stamverwant aan de oude kunstenaars der zeventiende eeuw. Geheel de nieuwe litteratuur lijkt mij gericht tegen de twee eeuwen geïmporteerde, doodelijke cultuur en hare Germaansche verstarring. En wilt gij weten hoe van uit den gezichtshoek dezer betere richting de muziek opgevat wil worden, ga dan in Den Haag Saul en David zien van Rembrandt: dit onvergelijkelijke doek, dat muziek schreit als een goddelijke vertroosting.
De solisten onzer omgeving weten zelf wel dat zij de reproductie der kunstwerken zoo niet begrijpen. Voor dit internationale type schreef ik bovenstaand citaat van Bossuet, dat een eeuwig axioma is. Ik had het ook uit Paulus kunnen halen (‘Al sprak ik de talen van menschen en engelen, zoo ik de liefde niet heb ben ik gelijk klinkend metaal en een rinkelend bekken...), of ouder nog! Dirk Gootjes raad ik ten slotte hard te werken.