Kleine Kroniek
Mevr. Charles Cahier heeft op willen treden in een achttiende-eeuwsch costuum, delicaat van rose en groen onder de witte pruik. Waarom? Zij is eene theatervrouw en misschien tè gewend aan doublures van zich zelf? Of nam zij ook nota van de neigingen naar de achttiende-eeuwsche cultuur, het aardige, zachte leven, het vriendelijke automatisme, waarachter men geene ziel veinst? Ik zal niet nagaan, hoe het alom opduikt, bij Pleyel, die zijne piano's en vleugels begint te laten schilderen naar Louis XV of XVI patronen en hunne onwezenlijke, gesimuleerde kleuren, bij de Amerikaansche melodieën van een cake-walk of one-step, waarvan elk thema geschikt is voor de rythmiek en geestessfeer eener klassieke en sacrale fuga, bij ons in de Effectenbeurs, de Bijenkorf, etc. etc., hoe wij onmerkbaar leven in de renaissance van een tijdperk, dat men gedurende onze democratische eeuw, haar verticale tegenvoeter, niet zou verwachten.
Het geval wordt evenwel moeilijker, wanneer men moet kiezen tusschen eene Ackté, de pantersche met diabolieke hypnose, de nieuwe pétroleuse, en de stille, imposante markiezin, schemerende vrouw, wier pijpkrullen schijnen te bedoelen, dat zij niemand deert. Eene Ackté is onaannemelijk en de manier van Cahier, ware zij haar gelukt, zou men verwerpen als eene noodelooze reactie. Maar lukte zij? Iedere intonatie was immers in tegenspraak met de koele plooien van haar kleed? School achter elke stembuiging niet het fauneske, het natureele en levensware, dat een enkele meester van dezen tijd en sommige groote uitvoerenden schijnen te spreken? Ziehier een voorbeeld hoe ook bij dezen de vorm ongelijk kan zijn aan den inhoud. Dat mevr. Cahier het Mahlersche accent, 't dragen der ziel in stem en oogen, 't eenige wat men tegenwoordig niet beoefent, 't eenige wat ook de verschijnselen van dezen tijd schoon kan maken en louteren, dempte voor die modische gedaanteverwisseling wekte me een bedaarde ergernis. Dat de liederen, welke zij zong, op geen enkel initiatief wezen, maar op eene zeer gangbare persoonlijkheid, ook al. Dat van zulk eene uitnemende kunstenares het moderne lied blijkbaar niets te verwachten heeft, het meest. Wat bleef er dan over? Haar alt, die klinken kan als een Guarnerius, hare diepe nuances, welke aandoenlijk zijn als verstorven kleuren, en het geradene, hare sereene passie, welke zij in volle en sterke muziek had mogen instorten. Want behalve ‘Mandoline’ van Debussy, en wellicht ‘J'ai perdu celle’ van zekeren Henry III, was niets de moeite waard om gezongen of gehoord te worden.
Solisten zijn over 't algemeen rampzalige menschen. Zij bezitten niet het minste vrijheidsbesef en bukken voor elk gebruik, zij schijnen bovendien automatisch veroordeeld te zijn om alle instinctieve vermogens te verliezen gelijk een onthersende hond. Allen zingen en spelen voortreffelijk en allen ruiken naar den romantieken lavendel der voorbije muziek, bijna geen enkel heeft het vaste bewustzijn van eene droom te zoeken of eene schoonheid te verheerlijken, bijna geen enkel heeft de opperste genade en ontroering van het innerlijke geluk. Wat is toch het systeem dat dien sens privé kweekt, door Pascal aangeduid, welke ons sluit voor de muzikale genade?
Verwonder u niet, dat men zucht onder den monotonen klank van al de rijen solisten. Zij zingen misschien, de mystieke atonen, het psychisch nihilisme van dezen tijd en gij begroet ze allen met drievoudig applaus! Voor Alexander Siloti, den Duitschen gentleman zonder waardigheid, haast eene cabaret-figuur, de hypocriete modernist, die Tschaikowsky's pianoconcert speelt, volgens de waardeering der klassicisten, d.i. als oppervlakkige, onbelangrijke muziek! Voor Stefi Jung-Geyer, de Raphaëlitische vioolspelende engel, die me geamuseerd heeft met hare virtuoze onbeweeglijkheid. Voor Heinrich Fiedler, die den strijkstok gracieus hanteert als een fleuret doch de goddelijkste muziek van Mozart uitstrooit als een haastig confetti. Voor Michel de Sicard, den nieuwen internationalist aan ons Hollandsch conservatorium, die ontelbare noten valsch gespeeld heeft, en hoe karakterloos! Voor Felix Berber-Credner, die Beethovens vioolconcert omwerkte tot de langzaamste en slaperigste muziek - maar gaaf, maar doctoraal! Alles krijgt zijn drievoudig applaus en wanneer de solist, onverschillig wie, boven in 't logedeurtje wil verdwijnen, is er altijd wel iemand onder 't publiek om nog een traag salvo te beginnen. Behoef ik dan te zeggen dat ons muziekleven buitengewoon verdraagzaam is, dat alles zeer plichtmatig zijn gang gaat, dat de antipyrine der programma's iedereen welkom schijnt, dat iedereen gaarne indommelt en zelfs Mengelberg van eenig enthousiasme niets te vreezen heeft?
Deze gaat maar voort en kent rust noch duur. Hij rent iedere week West-Europa door en hij alleen weet waarom. Mengelberg moet op 't oogenblik verblind zijn om niet eens meer te merken, dat hij meer genie heeft om een groot kunstenaar dan om een journalistieke beroemdheid te zijn. Willy Ferrero, het Italiaansche dirigentje van zeven jaar, is bij den Czaar geroepen en kreeg een horloge cadeau, hij omhelsde den Czarewitsch en een grootvorst schonk hem eene muziekdoos. Wie wenscht die eer en deze geschenken? De carrière van Willy Ferrero werpt een te eigenaardig licht op het streven van Mengelberg, (die overal vechten moet en wiens wezen gedeeltelijk maar fundamenteel eene contradictie is van zijne blinde pogingen, wier doelloosheid hij eindelijk moge inzien tot heil zijner kunst) te meer daar het toeval wil, dat de aangegaapte Ferrero overal optreedt, waar Mengelberg dirigeerde: te Rome, te Petersburg, te Londen en dan te Parijs.
Ondertusschen krijgen wij de heele serie Falstaff's, die Richard Strauss de wereld inzond, want Strauss is de eenige componist op wien men zich à la minute kan concentreeren, Strauss van a. tot z, naast gemakkelijke werkjes der klassieke periode, welke altijd dezelfde zijn. Machiavellistische programma's...
Doch wie doet 't na: Vrijdags te Frankfort, Zaterdags in den Haag, Zondags in Amsterdam?
Maar is het serieus en heilzaam? En is het billijk, dat Frankfort betere programma's heeft dan het lijdzame Amsterdam?