[Debussy Le Martyre de Saint Sébastien – over 2 zangeressen en Dirk Gootjes, violist]
Mondriaans ‘tableaux’ zijn me per slot een obsessie geworden. Als 't hem immers ernst is zal hij ieder streepje meten, elk kleurvlakje wikken en misschien wel onder de microscoop, hij werkt er dan twee maanden aan b.v. en zou dat niet even belangrijk zijn als Rabindranath Tagore en zijn vader, van wie men zegt dat zij vanaf zonsopgang tot 's avonds van den volgenden dag in contemplatie kunnen liggen, even belangrijk als de wij-gezangen van den Hindoe of de opera (hij is componist!) waarmee hij in 't leven trad? Voor psychische aangelegenheden vergt men tegenwoordig andere uitersten dan voor de aangelegenheden der verrukkelijke aarde; voor de psyche geldt de dood (zeldzaam!), de vernietiging, voor de sterfelijke natuur het leven als eindpunt, hoewel al onze twintigste eeuwsche mystiekers het omgekeerde leeren en ook Tagore. Vele dingen hebben me herinnerd aan Mondriaan, en 't laatst de twee fragmenten uit Debussy's ‘Le Martyre de Saint Sébastien’, gedirigeerd door Mengelberg. Het gaat daar om louter primitieve dingen: de ziel van een lelie-hof en van een tooverkamer, welke Debussy zeer zonderling behandeld heeft. Ik weet dan ook niet waarom de allergeheimzinnigste essens van een mensch, een bloem of een ander voorwerp slechts te vinden is in de complete sterilisatie van het wezen en de natuur zelf. Nooit zag ik een zoo groot orchest zoo weinig geluid maken en het deed me denken aan die geestige novelle van den genialen Villiers ‘Le secret de l'ancienne musique’ waarin een virtuoos op den Chineeschen Hoed (schelleboom) zich dood speelt aan een partij van rusten! Het is de ascese van een vrek, niet waar: honderd instrumentalisten en géen geluid? Zoo kregen de quinten van 't eerste stuk (de Hucbaldsche quinten welke men sinds tien eeuwen barbaarsch noemt!) en de onhoorbare paukenroffel, waaraan hoorder en speler zich beiden uitputten, de eerste om hem te hooren, de tweede om hem zoo onhoorbaar mogelijk te
spelen (welk eene sensatie!) voor mij iets van een visionair boerenbedrog. Ik kom dan ook tot de conclusie, dat Debussy goddelijke dingen schreef toen niemand er om vroeg, doch toen Gabriele d'Annunzio met den componist eene vennootschap sloot om de journalistieke aantrekkelijkheid van het drama en van de charmante actrice te verhoogen met 't muzikale ultra, zich buitengewoon vergiste. Ik zal het betreuren als hij ‘twee maanden’ gewerkt heeft aan dit poppenstuk.
Zal ik u nog schrijven over Don Quichotte van Richard Strauss, die binnen korten tijd viermaal is uitgevoerd? Me dunkt dat de bezoekers van 't Concertgebouw genoeg hebben van die opeenhooping Don-Quichotterieën en ik laat het over aan de beminnelijke enthousiasten, die klagen over de verregaande eentonigheid der programma's en Mengelberg zonder twijfel talrijke protesten thuis sturen. De dirigent was een week in de stad en geeft niets aan herhalingen roept iedereen verbaasd uit! Ik, die alles bijwoonde, ook de Don-Quichotte's, eindigde met er mee te lachen ‘de peur d'être obligé d'en pleurer’ gelijk Beaumarchais zegt. Het waren schitterende uitvoeringen, zeer verschillend in de détails, en vooral de solo-altist leerde bij, maar toch... welk eene onevenwichtige propaganda voor een componist, dien men hier van buiten kent!
Nog een paar solisten. Mevrouw Lula Mysz-Gmeiner trad op met eene aria van Haydn en liederen van Mahler en Strauss. Zij is eene Duitsche virago, kolossale gestalte, kolossaal geluid en wat goedkoop geïntoneerd. Ik heb veel respect voor Haydn (een proces voerend waarbij de advocaat der tegenpartij mij gemis aan eerbied voor de ‘groote meesters’ verwijt, lijkt me een dergelijke betuiging noodig!!) maar vind de aria uit ‘Ariadne auf Naxos’ van een grenzelooze lengte en leegte, ondanks verschillende retouches. Wanneer eene zangeres uit 'n land, waar ieder greintje klassicisme onkreukbaar geldt, niet voldoende intellect bezit om de lengte of leelijkheid van zulke opgravingen in te zien dan moesten of dirigent of bestuur haar inlichten en winnen voor een andere compositie. De liederen van Mahler zijn goed gezongen, die van Strauss beter en daar raakte mevr. Gmeiner in haar rol: ‘Morgen’, een betraand bioscoop-nummertje, ‘Cäcilie’, eene heroïsche liefdesverklaring met veel burengerucht. Mej. Eva Katharina Lissmann, ook eene mezzo-sopraan, is haar tegenbeeld: eigenaardig gedekt, mat, wezenloos en mistig van timbre, veel bekoring in de melancholische vaagheid, meesterlijke voordracht en voldragen techniek. Mej. Lissmann zong ‘An die Hoffnung’ van Max Reger, tekst van Hölderlin. Men kende Reger tot dusverre slechts als verfoeilijke notenkraker en ik stond verwonderd over de muzikale lyriek en de poëzie, welke opbloeit in 't middengedeelte van het tooverzachte vers. Zoo Reger ooit ‘probleem’ is geweest dan loste hij het hier op in... Mahler-accenten; het klonk divien en verzoenend (sensitieve melodiek en zeer fijne orchestratie) ondanks de weekelijke en fleemende verzuchtingen ‘O, Hoffnung’; de rest der tekstbehandeling staat op een voor Reger geheel nieuwen basis en men kan hem slechts verwijten dat hij niet tien jaar geleden zoo begon.
Als laatste Dirk Gootjes, de violist, met Evert Cornelis. Het werd magnifiek gevonden (behalve door de critiek) doch ik ben vreemder, spontaner en wonderbarer effusies van hem gewoon dan hij gedurende de eerste helft van zijn concert gaf. Het spijt me dus dat ik geen partij voor hem kan trekken tegen de onnoozele dagbladen. Zijne fameuse persoonlijkheid bleef, doch wat heb ik aan eene persoonlijkheid, welke in twee sonates worstelt om de vrijheid en slechts bij momenten even, zij 't subliem, opvlamt? Het lijkt me geene aarzeling van den speler doch een simpele toevalligheid dat zijn toon in strijd was met zijne voordracht, de eene bronzig en sterk, de andere vaal en verbrokkeld. Hij blijft als kunstenaar een broos wezen en afhankelijk van onberekenbare grillen. Hoe spoedig trouwens werden de spaarzame emoties in Beethoven's Tiende en in Francks sonate vermenigvuldigd tot den gedragen, ongebroken gloed van Lekeu's meesterwerk! Een gelukkige avond dus, waarvan alleen de croque-morts (waartoe ik me helaas moet rekenen) de stoornissen merkten, maar die Dirk Gootjes geen jaar meer mag uitstellen.