[Brahms Symfonie nr 1, Borodine Symfonie nr 2, bij zijn installatie als concertmeester speelt Louis Zimmermann het Vioolconcert van Beethoven]
De eerste symphonie van Brahms is uitgevoerd en men zag weer contemplatie tronies. De Brahminen (zooals Hugo Wolf ze noemde) hebben eene pose apart: 'n hand onder de kin, ze turen wat schuintjes en trokken kus-lippen; wat wel past bij Meester Johannes, die in zijn hart een zalvig en sentimenteel mensch was, maar toch vreemd blijft; want men vraagt zich af, wat zullen die devote vereerders doen, als ze eens gevoel krijgen voor muziek?
Het is onnoodig nog breedvoerig te herhalen, dat Brahms een faiseur was, die zijn gansche leven lang geen groot gevoel gekend heeft; dat aan zijn rythmiek ieder kenmerk van individualiteit ontbreekt; dat zijn beste melodieën niet verder reiken dan middelmatige Beethoven-copie; dat zijn uitgebreidste conceptie miniatuur-werk en zijn miniatuur grof was; dat zijn werk die zeer waardevolle eigenschap, eene nieuwe uiting te zijn van het leven, geheel ontbeerde. De anti-Brahms-gezinde weet dit alles en riep het zijn tegenstanders dikwijls genoeg toe; maar die hebben ooren en hooren niet, verdiept in Matthaeus zooveel en zooveel, de zonde tegen den Heiligen Geest. (Bülow).
Doch bedenk eens dat Brahms 't vorig jaar op de programma's van het Concertgebouw-orchest 't hoogste aantal uitvoeringen haalde na Wagner, Mozart en Beethoven!
Het pijnlijkste in Brahms' symphonieën blijven de doorvoeringen. De expositie boeit altijd nog in eenig opzicht. Men wacht de sensatie. Nu, eene sensatie golft er nooit, er deint immer maar een klein sentimentje. Op dit ‘idee’ volgt een tweede en dan ‘gaat de componist vertellen, wat hij te zeggen heeft’, zoo luidt de term. Dit is: hij moet zijne twee ideeën bewerken. Of deze bewerking bedraagt tot verhooging van den eersten indruk of verscherping der stemming, daar vraagt geen enkel theoreticus naar, hij denkt er niet eens aan, zelfs niet Vincent d'Indy, de artistiekste van allen. De hoofdzaak is tonale logica, evenwichtige proporties, en - herhaling van den opzet. Ook de allermodernste (Reger b.v.) zal hiermee nooit breken. Gij begrijpt dus, lezer, als het ‘idee’ niet heel belangwekkend klinkt noch nieuw, hoe onuitstaanbaar zoo'n systematische doorvoering kan zijn.
Stel u Isadora Duncan eens voor, dansend op de geluiden van deze Brahms-symphonie. Dat is onmogelijk, niet waar? Hier schuilt de kern der machteloosheid van deze kunst. Brahms' muziek bezit geene plastiek; zij roept geen droomen op, bij den een gevoelens, den ander kleuren, bij een derden mysterieuse gestalten; geen visioenen grandioos noch intiem; zij leeft niet, het is harteloos werk, niets dan formalisme. En wanneer men die dorre snakerijen nader overdenkt dan besluit men ook, dat b.v. het hoofd-thema van het derde deel een kinderachtig lallen is; en welk een goedkoope omkeering! (of meent ge dat die daar toevallig staat?) wat beduiden die vier Beethovensche maten (ze roepen vlug 't Scherzo op der Zevende), volgend op de tiende, in verband met het voorafgaande? durft de strenge theoreticus die Berlioz, Wolf, Mahler critikastert dat te laten passeeren? en het lijzige-wijsje is zonder twijfel een simpel thema, vergelijk het echter eens met de goddelijke psyche eener eenvoudige melodie van César Franck, die ook niet schreef voor 't publiek!
Den zelfden avond is uitgevoerd de tweede symphonie van Alexander Borodine, een geniaal musicus, al bezat hij weinig fantasie. De thema's, waarmee het eerste deel van dit stuk opbouwt zijn bewonderenswaardig, doch hij maakt er een ongelooflijk slecht gebruik van. Vooral het tweede is zuiver sensitief en dus ontroerend; het eerste doet een Rus misschien demonisch aan, maar ik voor mij voel achter dat Tartaarsche de koele pose welke de muziek van Dvorak, Tschaikowsky, Smetana maskeert. Waarom Borodine eene symphonie concipieerde begrijp ik niet, want het materiaal der drie overige deelen is onbeduidend. Trouwens, Borodine zocht evenmin de Schoonheid als Brahms. Het langdradig, eentonig werk is bovendien zeer slecht geïnstrumenteerd, wat het ook met Brahms' eerste gemeen heeft. Want de onpersoonlijke orchestratie van Brahms hangt samen met het karakter zijner muziek: beiden ontbreekt de atmosfeer. Gesteld dus, er bestond een fluidum, hoe zou 't doordringen tot de zinnen! Om Borodine's kunst zweeft wèl een atmosfeer, maar ze lijkt me straalbrekend, dus ietwat gederacineerd! Het verschijnsel verklaart men uit de analogie van dezen Rus, die een Berlioz had kunnen zijn, met Brahms. Voor de oprechte Oostenrijkers en Franschen moet diens atmosfeer, voor zoover zij ze zich zullen fantaseeren, ook straal-brekend zijn - maar waarlijk van nature! Een inval voor een verhaaltje à la Poe! Edgar Poe (in 't voorbijgaan) wordt becomponeerd door Claude Debussy; de ‘Ondergang van het Huis Usher’ is bewerkt als opera tekst en komt dit seizoen in Parijs voor het voetlicht. Tusschen Maeterlinck en Poe, dunkt me, bestaat alleen verschil in graad van hoedanigheid. Toch mag men nieuwsgierig zijn hoe dat avontuur afloopt!
Louis Zimmermann is Zondagmiddag opnieuw geïnstalleerd als concertmeester. Hij speelde Beethovens Concert; ernstig, nobel en kundig. Maar zijn ziel mist het clair-obscur. Hij kent noch den hartstocht noch de smart, zelfs niet instinctief en daarom ontbreekt er aan zijne voordracht veelzijdigheid en diepte. Onbegrijpelijk b.v. was het me, dat hij die wonderlijke passage uit het Larghetto, (hoofdthema soloviool, strijkers pizzicati) speelde met vele en vlugge streken; dat verbrak de geheimzinnige rust. Doch Zimmermann heeft alle bekwaamheden van een voortreffelijk concertmeester.