Ingezonden
Hooggeachte Heer Hoofdredacteur
Eerst dezer dagen zijn mij de stukjes van den Heer J. Mossel, tegen uw muziekreferent den heer M. Vermeulen gericht, en de door genoemden referent gegeven antwoorden, onder de oogen gekomen.
Ik zou mij in den strijd niet mengen, ware het niet dat de Heer Vermeulen, om zich uit de moeilijkheden te redden, niet geschroomd heeft de zaken onjuist voor te stellen. Beschuldigd, in verschillende bladen, verschillende meeningen verkondigd te hebben, antwoordt de heer Vermeulen:
‘Bij de lezing van mijn critieken, die in dagbladen verschenen, moet men ook een beetje verantwoording vragen aan redacties of hoofdredacties, wien het ook wel eens beliefde, ook buiten mijn voorkennis onharmonische zinswendingen uit mijn stukken te lichten en passages die sommige lezers uit hun dagelijksche stemming zouden kunnen brengen, te schrappen. Dit geschiedde ook in mijn beoordeeling van Röntgen's Symphonie.’ Dit nu verklaar ik voor een bedenkelijk uitvluchtje. De heer Vermeulen heeft, al schrijvende, niet vermoed dat alle copie aan de N.R.Ct. een jaar bewaard wordt... Ik heb hier voor mij het op 3 Maart 1911 door den heer Vermeulen geschreven verslag over de symphonie van Röntgen - een zeer waardeerend verslag. - Dit verslag is in de N.R.Ct. van 3 Maart (avondblad) opgenomen, zooals de Heer V. het ons gezonden heeft. Er is niet één onharmonieuse zinswending gelicht, niet één passage geschrapt.
De heer V. heeft in het verslag geschreven: de twee eerste ‘Satze’. Het woord Satze heb ik veranderd in ‘deelen’; en in deze zin van den heer V.: ‘Dat wil niet zeggen dat het zoeken en vinden van de meest curieuse polyphonie en samenkoppelingen van melodieën aflaat’ heb ik het woord ‘aflaat’ vervangen door ‘niet aanwezig is.’ Dat is alles wat de redactie ‘gelicht’ en ‘geschrapt’ heeft.
Trouwens er zijn nooit in de verslagen van den Heer Vermeulen veranderingen gemaakt, die den zin van het geschrevene betroffen.
Met de meeste hoogachting
UEd. Dw.
Willem Landré,
Muziekredacteur N.R.Ct.
Ik wist niet dat óók in Rotterdam aan mijn critieken ‘verbeterd’ werd! Ik liet immers in 't midden wáár precies de correcties geschiedden, want als 't niet gebeurde onder mijn oogen te Amsterdam - ik ben er werkelijk soms bij geweest - zag ik het toch niet? Maar hoe de heer Landré, die slechts één der personen is door wiens handen mijn stukken gingen, zeggen kan ‘er zijn nooit in de verslagen van den heer Vermeulen veranderingen gemaakt die den zin van het geschrevene betroffen’, is me een raadsel. Weet hij dan niet wat er gebeurt? Laat de heer Landré eens beter navraag doen. Geen veranderingen! Er is telkens en voortdurend veranderd. Er zijn verslagen van mij geweigerd, omdat er met geen mogelijkheid te veranderen was (over 't optreden van Marie Leroy met muziek van E. Moor in het Concertgebouw en verscheiden andere keeren). Het valt hard dit te moeten zeggen, maar als men mij eerst vilt, waarom me dan nog te verwijten dat ik er niet mooi uitzie?
En wat het Röntgen-stuk aangaat: ironie is moeilijk te beredeneeren: de redactie van dit Weekblad erkende ironie in de wel degelijk geschrapte slotalinea, waarin de heer Landré, wat hem betreft, geen kwaad ziet: maar die dan toch, (hij geeft het gereede toe in een nader particulier schrijven) geschrapt werd.
Ik wil er maar niet meer van zeggen.
Matthijs Vermeulen
Wij wilden, bij de sluiting van dit reeds lang-durend debat, wèl iets meer zeggen. Het verwijt, dat men onzen medewerker doet van elders wel eens een anderen indruk te hebben gevestigd over een muziekuitvoering, dan hij deed in de Amsterdammer, heeft ons natuurlijk getroffen. Het zou het laatste zijn, wat wij duldden, dat een recensent in ons weekblad niet waarachtig bleek in zijn schriftuur.
Het artikel van den heer Landré is het artikel van één lid eener uitgebreide redactie, welke als gezamenlijkheid naar onze nauwgezet-gewikte overtuiging zelve schuld draagt, meer schuld dan de heer Vermeulen. De heer Vermeulen schijnt ons toe (een fout welke men reeds moordend op hem te wreken trachtte) te zwak te zijn geweest (hijzelf jong en niet ‘ervaren’) tegenover zijn chefs: zijn meerderen in positie, jaren en muzikale ervaring; hij zou ons vergunnen dat wij het hier openhartig zeggen: hij weet immers dat wij op hem bouwen voor het invoeren ener muzikale recensie die spoedig ebenbürtig moge wezen aan het beste wat sedert lange jaren reeds op schilderkunstig gebied bij ons in Nederland bekend is.
Wij nemen zeer gaarne aan, dat de heer Landré ten doel had zijn eigen naam te verdedigen (en achten dien ook eigenlijk niet of nauwelijks aangevallen) maar wel zijn wij ons bewust, dat de oorlog in en vooral buiten de openbaarheid, die onze medewerker met alle middelen werd aangedaan, van een uitgebreide muzikale-belangen-coterie uitgaat, - waarvoor wij in 't interesse zelf van het muziek-leven in Nederland voorloopig nog niet wenschen te wijken. Laten wij het maar meteen zeggen: eerlijk duurt toch steeds het langst.