[Johan Svendsen †]
Tot Svendsen's waardevolste werken behooren de Orkestlegende ‘Zorahayda’, zijn eerste symphonie, zijn Noorsche Carnaval, zijn strijkoctet en de viool-romance. De vraag of ze den dood van hun componist zullen overleven is onbelangrijk. Gade vergat men, ongeveer overal, zelfs Grieg schijnt in vergetelheid te raken buiten zijn vaderland, waarom dan Svendsen niet, die reeds lang een plaatsvervanger had in Christian Sinding? Svendsen studeerde aan het conservatorium te Leipzig (toenmalig bolwerk en kweekhof der reactionairen) en de psychologische terugwerking (evenals op anderen, wier geest daar geknecht is) moge door den geschiedschrijver onderzocht en beschreven worden.
Svendsen liet zich niet begoochelen door den negentiendeeuwschen waan en mode, in de eigenaardigheden van een stam inspiraties te zoeken, maar ook het kenmerk van zijn ras bleef in zijn populaire werken vaag of ondergeschikt. Hiertoe droeg waarschijnlijk bij, dat hij in zijn jonge jaren beurtelings te Parijs en Leipzig, Rome en Londen, New-York, Christiania en Kopenhagen woonde. Svendsen was kosmopoliet in dien zin, dat hij zich naar de internationale voorliefden wist te voegen (in plaats van ze te richten naar zijn geest); daarom vindt men in zijn muziek teekenen der (duitsche) Romantiek en z.g. Nieuw-Romantiek. Hij was dus in elk opzicht een tijdgenoot, een zeer waardeerbaar kunstenaar, doch niet van het soort der Ibsen's en Björnsterne's, wellicht 't meest te schatten als onontbeerlijk evenwicht van geniale meesters.