Beethoven-cyclus: Fidelio
In de enkele jaren geleden verschenen Brochure ‘Het Beethovenhuis’ wordt ‘Fidelio’ niet genoemd; terwijl op bldz. 87 van het boekje de schrijver zich voorstelt als daad van piëteit de Beethoven-feesten te openen met Bachs Mattheuspassie op Goeden Vrijdag. Zaterdagavond, in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te 's Gravenhage is de reeks uitvoeringen, die Willem Hutschenruyter organiseerde, aangevangen met eene voorstelling van Beethovens Opera. Wat denkt men te doen met dit meesterwerk, dat noch verouderd is, noch verouderen zal, wanneer de Tempel er staat? De provisorische plannen geven hier geen uitkomst. En Willem Hutschenruyter zelf, dunkt mij, zal de eerste zijn om toe te geven dat niet één schouwburg in Nederland in kunstwaarde-van-bouw of versiering eenigermate stemt met de schoonheid van Fidelio!
Deze voorstelling kwam de zwaarste eischen nabij; het was eene model-voorstelling, wanneer men zich het orkestspel beter wil denken. Edith Walker is eene ideaal-Leonore; Minnie Nast als Marzelline eene buitengewone kunstenares, Heinrich Hensel als Florestan onovertrefbaar, Hermann Schramm een even melodieuse tenor, Paul Knüpfer als Rocco uitnemend, Zador goed als gouverneur, Breitenfeld als minister. Men kon zeggen dat de kunstenaars gekozen waren naar de belangrijkheid der rollen. Het koor zong meermalen niet spontaan genoeg, doch ging alle opera-koren te boven in welluidendheid van klank. Alles maakte diepen indruk.
Wanneer eene emotie den geest spant, dan waakt de aandacht en spiedt scherper naar het komende; niets ontgaat oog of oor en ook de schoonheid heeft haar keerzijde. Vele gevangenen waren burlesk uitgedost, sommige parodistisch. De geniale zangers acteerden met bombastische accenten en theatrale poses als slechte amateur-spelers uit volksschouwburgen van een halve eeuw terug. De heer Viotta dirigeerde en wèl gaarne zou ik even fulmineeren tegen zijne vertolking der Leonore ouverture No. 3, welke tot voorspel diende; daar concentreert men menigmaal de oplettendheid op de individualiteit van den dirigent! Het dramatische der ouverture liet hij inderdaad ongerept, ganschelijk ongerept!
De hoofdfiguren zijn gehuldigd met kransen en eindeloos applaus. Hun praestaties waren werkelijk grandioos. Maar wat men niet schijnt te weten: het geven van applaus en kransen druischt lijnrecht in tegen de hervormings-denkbeelden van den heer Hutschenruyter. De volgende week zal verder blijken of 't publiek de Brochure las, welke daarover licht deed schijnen, of het met het streven op de hoogte is en zelf Beethoven-zelf voor oogen houdt.