Julius Röntgen
Toen Pablo Casals indertijd bij Toorop poseerde voor het bekende portret met den violoncello, had de kunstenaar, volgens een overlevering, in luimige buien de vreemde gewoonte bij 't binnentreden van het atelier vlug even kopje te duikelen over het tapijt, waarna hij serieus aan 't musiceeren toog.
Vergelijkenderwijze kan ik niet spreken, want tot dergelijke goochelarijen acht ik Casals' vriend Julius Röntgen niet in staat. Maar het vertelseltje schiet mij te binnen nu ik een componist, die levenslang gemoedelijk Dolce-far-niente's schreef en andere sotternijen, zoo'n onberekenbaren toer zie doen, den sprong met den polsstok van de kamermuziek, Vaderlandsche wijsjes en Boerendansen naar eene symphonie. Komaan! nu nog aan de passe-rivière en handig overgewipt naar de opera of het muziekdrama. Het is de onafwijkbare wijze van de richting Schumann-Brahms, wier volgers naar de stavaste legende de eenige zijn, die rondweg durven uitkomen voor hun artistieke meeningen; de excelsior-methode, waaraan Reger zelfs meedoet. Wanneer Brahms niet té oud geworden was onder 't talmen had hij ook nog een opera geschreven, naar zijn eigen woorden.
Wat zit er eigenlijk een actie in Röntgen! stof voor tien komische opera's. Hebt ge hem zien dirigeeren? Het heele lichaam zigzaggend heen en weer, de rechterarm mathematisch driehoekend, met de linkerhand gesticulerend, de twee voorste vingers stijf omhoog, als een apostel; gebarend als een generaal soms, pal voor de eerste violisten. Hoe hielden zij 't uit, terwijl ze bovendien zijne muziek hadden te spelen? Was er geen teekenaar in de zaal om hem te teekenen als Lustige Nibelung? Om hem als Olympiër in een bloemen-prieeltje te zetten van al de kransen en boeketten, waarmee bij overstelpt werd? Uit te beelden als Aeolus met de vier winden? Als gevleugeld Cupidootje met ‘melodische episodes’?
Röntgen leerde ons hoe men aardige tuiltjes moet binden van stekelbrem en hoe men duivelsknoopen vlecht van stroowis. Motieven en thema's, op zich zelf niet onaangenaam, doch allerminst belangrijk, weet hij te combineeren tot een theoretisch muzikaal-aanlokkelijk geheel, - de streeling moge iets ruig aanvoelen en de glimlach wat professoraal rimpelen; en brooze passages, welke, van binnen bekeken, adhereeren als koffieboonen, zijne zoogenaamde doorvoeringen b.v. - hij smeedt ze tot fuga's en kringelt, draait en wentelt zijn klanken en materiaal zoolang in het vuur van alle compositie-knepen, dat ze spiralen in het eindelooze.
Een virtuozen-truc, welke bewonderenswaardig mag heeten. Men kreeg er den Sint-Veits-dans van bij 't slot. Velen gingen loopen en wachtten die larmoyante pret niet af. Het is ook wel wat kopbrekend eenzelfde thema (Andante hoofd-thema) te hooren doorgevoerd minstens dertig keer, ongerekend de fuga; in de verlenging, verkorting, in 't origineel, door alle instrumenten, - een thema, dat verdienstelijk in elkaar zit, maar waaruit men toch in der eeuwigheid geen geest, gevoel, phantasie of individualiteit zal afluisteren, evenmin als uit de andere. Het wringt ook niet weinig eene toonladder-op-en-neer te zien geëmancipeerd tot ‘melodische episode’; nog erger, die episode, waarvan de bas verreweg 't interessantst klinkt, even veelvuldig te zien wederkeeren als 't vorig thema.
Het eerste deel duurt 8½, het tweede 7, het derde 4¾, het laatste 10½ minuten, dus een beperkte duur, zeer loffelijke hoedanigheid. Het zonderlingste van elk deel is, dat 't einde immer onverwacht fanfaronneert (alles sluit natuurlijk met een climax) wat het anorganisch tieren van dit organisme genoegzaam bewijst. Een andere merkwaardige eigenschap van de symphonie is zonder twijfel, dat ondanks de geduchte combinaties het geheel zoo begrijpelijk blijft en een en al klaarheid. Men heeft enkel ooren voor de thema's en 't samengaan der thema's; deze zijn meerendeels dezelfde, de wendingen enkel verschillen, dus dat strengelwerk vergt geen bijzondere inspanning; zij schrokken echter alles op en zijn wel zóó ingewikkeld en dermate boeiend, dat men nauwelijks let op harmonie of instrumentatie. Die drommelsche ostinato's, ze blaffen als honden aan een ketting, dat hooren en zien je vergaat! Maar niettemin kan ik verzekeren, dat de harmonie een der belangwekkendste détails is van den gewichtigen arbeid, dat de rythmiek ook zwaar marcheert, dat de instrumentatie allesbehalve luchtige carillonklank strooit.