Richard Wagner: Het Rijngoud. Metrische bewerking van Willem Kloos
Nadat dit werk besproken is om zijn schoon illustratief gedeelte (zie de Amst. van 4 Dec.), mag ik er misschien nog een woord aan wijden van het standpunt van den musicus.
De meeste letterkundigen vinden Richard Wagners poëzie, als klankrythme en beeldspraak, armoedig en niet om aan te hooren; den dramaturgen is de constructie zijner stukken te veel ex machina, onlogisch, overladen, vol noodelooze herhalingen, zwak van bouw; de archaeoloog verdoemt hem, omdat hij van alle sagen, o.a. De Edda, romantische paskwils maakt; de ethnograaf verwijt hem zijn on-folklorische fantazieën; de psycholoog grinnikt om de tallooze onwaarschijnlijkheden en inconsequenties, die elk zijner créaties beklijven; de linguist scheldt hem om zijn pseudo-middeneeuwsche stafrijm; de ethicus kan niet overweg met zijn karakterloos en ‘ploertig godendom’; den musicus lijkt hij schriklijk eenzijdig, daar hij als componist enkel de kunst der illustratie verstond; enz.
Met al deze menschen is men het eens wanneer men Wagner objectief en van hun standpunt durft beoordeelen, En nu noem ik niet eens de sociologen die hem vervloeken met de Nietzscheanen, de moralisten, de conservatief-muzikalen, de realisten, de prima-donna's, de helden-tenors, etc. etc.
Wie blijven er dan over? De Wagnerianen. Waarom bewonderen hem deze? Omdat zij den kunstenaar in zijn geheel beschouwen. Hebben die gelijk in hun vereering en in de wijze waarop zij die uiten? Ja. Waarom ontleed ik hem dan zoo... geniepig? Om duidelijk genoeg aan te toonen, dat wezenlijk ieder détail van zijn Gesamt-kunstwerk, als geïsoleerd onderdeel, vrij waardeloos is.
Dus ik beschouw deze overzetting van Willem Kloos als afhankelijk van Wagners Rheingold-partituur. Dit druischt misschien tegen de bedoeling van den vertaler in, doch ik mag dat doen, omdat zijn werk 't veroorlooft. Men snakt hier te lande naar goede vertalingen van opera's en muziek-drama's. Daarom greep ik gretig naar deze proeve van Kloos. Ik heb den Hollandschen tekst woord voor woord vergeleken met Wagners muziek en de declamatie van elke syllabe getoetst. Over 't algemeen past alles uitstekend, 't zij bij melodie 't zij bij recitatief. Doch ziehier ook enkele aanmerkingen.
Kloos corrigeert Wagner in de volgende regels: (Ik telde altijd van boven af en enkel de verzen, dus niet de décor- of spel-aanwijzingen).
Regel 11 op bldz. 8; 13 op blz. 20; 8 op 22; 14 op 27; 1 op 38; 29 op 58; 11 op 64; 16 en 23 op bldz. 78.
De volgende verzen vielen uit, waarom weet ik niet; één tusschen regel 3 en 4 op op bldz. 32; tusschen 24 en 25 op bldz. 45; tusschen 16 en 17 op 50; tusschen 12 en 13 op bldz. 76.
De volgende verzen zijn in verband met de muziek niet gelukkig: regel 2 en 3 op bldz. 10; 17 op bldz. 16; 20 op 26; 19 op 30; 21 op 31; 15 op 32; 29 op 37; 17 en 24 op 38; 8, 12 en 24 op bldz. 40; 1 op 56; 3 op 61; 10 op 62; 17 op 64; 13 op 67; 6 op 70; 10 en 11 op 74; 4 op 76; 10 en 28 op 77; 20 op 86; 3, 22, 23, 24, 25 op 88.
Volgende regels bleken totaal onbruikbaar bij Wagner's muziek: 8, 9 en 14 op bldz. 12; 14 en 21 op bldz. 14; 11, 15 en 20 op bldz. 15; 13 en 23 op 16; 9, 10 en 18 op bldz. 20; 23 en 24 op bldz. 22; 4 en 5 op 23; 3, 5, 9, 11, 12 en 13 op bldz. 24; 6 op 25; 32 op 26; 9 en 10 op 30; 6 op 33; 34 op 38; 26 op 41; 1, 2, 8, 19 en 23 van bldz. 42; 5 en 24 van 44; 7, 11, 12, 13 en 34 van bldz. 45; 6 van 50; 14, 15. 18 en 37 van 52; 23 en 28 van 56; 4 en 22 van 58; 7 en 8 van 60; 26 van 61; 25 en 26 van 62; 4 van 66; 20 van 67; 5 en 6 van 68; 7 en 11 van 71; 5 van 74; 15, 16, 17, 18 en 23 van 75; 12 van 76; 6 en 23 van 81. Mocht er ooit een goedkoope uitgave verschijnen van ‘Het Rijngoud’ dan dienen deze allereerst veranderd te worden, want de meeste wijken ook af van Wagner's metrum. Het meest trof mij, dat, waar Kloos zich streng hield aan de versmaat, de zinnen zich bij uitstek regelden naar de muzikale declamatie van het origineel.
De volgende serie zou ik willen noemen schrijffouten: door een afkapping, samentrekking, woordverplaatsing, toevoeging van één lettergreep, door aanwending van een voor de hand liggend synoniem, komen de woorden in den voortreffelijksten stand, welke men zich wenschen kan: Regel 5 van bldz. 11 (gladd're zou moeten zijn ‘gladdere); 5 van bldz. 16 (‘Dat past op 't einde des lieds’, ware ter wille der muziek zoo te zeggen: (‘Dat past op het einde van 't lied’); 4 van 20; 3 van 31; (waarom in plaats van ‘Hoont ge ons aan?’ niet ‘Hoont gij ons?’ De muziek geeft den klemtoon op ‘ons’) 2 van 38; 20 en 21 van 41; (b.v. te veranderen in: ‘Jeugd, blijde en eeuw'ge ook wint, wie door 't toovergoud haar gewon.’) 5 en 28 van bldz. 54; 27 en 35 van 58; 12 en 23 van 59; 14 van 60; 15 van 61; 25 van 67; 28 en 30 van 70; 6 van 74; 27 van 76; 26 van 80; 14 van 81; 2 van 88.
Men zal zeggen: er blijft niet veel heel. Ik wil dezen indruk niet geven. Daargelaten, dat Kloos' Rijngoud beduidend woordrijker is dan dat van Wagner, vergelijk zijn vertaling eens met de gangbare Fransche en Engelsche! De dichter heeft bij deze overzetting een klavieruittreksel niet opgeslagen, dit staat voor mij vast. Ik moet hem echter raden bij de rest van zijn arbeid dit wél te doen of een verstandig musicus te raadplegen; het poëtisch woord verliest er niets bij. Zooals de zaken nu staan is hier een opvoering in 't Nederlandsch onmogelijk; de zangers (b.v. Antoon van Rooy) zeggen dat ze artistiek in 't Duitsch zijn ‘vastgegroeid’. Misschien verandert dit al gauw. Het ware gelukkig, als er dan een goede vertaling bestond. Een kans als deze komt niet meer terug, want Kloos bezit behalve zijn talent een wonderlijksterke intuïtie voor muziek. Ik meen er nut mee te doen belangstelling te wekken voor dezen kant van Kloos' Nevelingen-bewerking. De taal vloeit zachter dan in 't Duitsch, dit kan Hollandsche Wagnerianen geen beletsel zijn, te meer omdat ze heerlijk-zangbaar golft, overal.