Alfredo Casella
Een koning, gedost in aardveil, hondsdravik, kervel, netels, bolderik en veldkers. Casella heeft mij niet vermaakt toen ik hem zag in die pose. Willens en wetens tooit die lange, magere, zwarte Italiaan zich zoo potsierlijk als Lear-Zarathustra. Ieder wil in dezen tijd profeet zijn en den vurigen wagen beklimmen of de maan hare helft rooven. Dit streven naar bovenmenschelijke kracht, die verdwazing is te tragisch om er mee te lachen, te meer omdat de dolle waan mode wordt, vooral bij componisten.
Casella dirigeerde Donderdag-avond (1 Dec.) o.a. zijn tweede symphonie, geschreven in het Toren-van-Babel-systeem. Het karakteriseert zijn werk dat de auteur hierin alle instrumenten aanwendde, behalve de triangel. Deze tinkel-lichte klank had de logge geluidsmassa immers kunnen verluchtigen. Wat dreef den jongen rijk-begaafden musicus toch tot zijn pyramiden-stijl? Alles is rythmeloos, zwaar, zwart, drukkend en somber, een onophoudelijk gekners van gedempte trompetten, gesteun van bazuinen, gebom van vier klokken, drie pauken en trom, zonder schakeering. Zoo is ook zijn Rapsodie op Italiaansche wijzen, zoo ook zijn Suite, ook zijn directie, weinig zeggend, hoekig, plomp.
Ik voeg hierbij enkele biografische notities. Casella stamt uit een familie van musici; hij is geboren in 1883; op 10-jarigen leeftijd trad hij reeds op als pianist; in 1896 werd hij compositie-leerling van Fauré aan het Parijsche Conservatorium (wie had dat gedacht van dezen Caliban! de Franschen hebben 't altijd over ‘lourdeur germanique’!). Hij schreef reeds twee symphonieën, een orkestsuite, een rhapsodie, een cello-sonate, liederen, vele stukken voor piano, voor fluit, voor harp; bovendien concerteert hij als pianist. In zijn werken is hij geheel afhankelijk van Mahler en Richard Strauss.