Willem J.C. Gerke
Het programmaboekje van 't eerste concert door 't Residentie-orkest bevatte (met portret) de volgende biografische bijzonderheden over W.J.C. Gerke, die ik hier verkort weder geef: Hij is geboren te A'dam in 1876; hij begon op 9-jarigen leeftijd viool-studies bij J.A. Tak; in 1891 werd hij leerling der orkestklasse van W. Kes; in 1895 violist bij de Ned. Opera, in 1896 van het Concertgebouw; in 1900 muzikaal assistent van Mr. H. Viotta bij de Wagner-vereeniging; in 1904 trad hij uit het Concertgebouworkest, werd voornamelijk viool-leeraar, onderwijl het dirigeeren leerend bij B. Zweers; in 1905 directeur van een A'damsch studenten muziek-corps, in 1909 van een Utrechtsch.
Niet zeer belangrijk, wel? Hoe legio velen hebben soortgelijken levensloop al ‘doorworsteld.’ Neen, de heer Gerke is allesbehalve een Titan. Hij is de karikatuur van een begaafd mensch. Hij doet alsof hij alles weet en kent en het lijkt inderdaad alsof alles raak is wat hij doet.
Ik wil niet voorstellen hem aan 't hoofd te plaatsen van een minderrangsorkest, ofschoon men dan zou merken hoe weinig raaks er is in zijn zwaarwichtige gebaren en wijden armhaal. Maar wat bracht hij weinig terecht van Brahms! Zeker er waren aardige details, maar het bleven details en dan nog: hoe grappig, geestig, studentikoos en zelfs snoezig, coquet! Het was een vermakelijk, ingenieus legspelletje. Gerke dominoot graag, dat bleek wel uit deze reproductie. Het spijt me dat ik hem niet beter kan typeeren, maar hij heeft absoluut niets individueels; het persoonlijkste aan hem lijkt mij nog dat hij zonder stok dirigeert.
Een ding kunnen wij allen van hem leeren: de reclame en hoe men er komt. Een prachtig orkest in de eerste plaats, vervolgens een zaal, daarna een volle zaal, men gooit met de vrijkaarten als met strooibiljetten (Gerke was er niet zuinig mee) ten laatste succes; daarvoor zorgt het programma: De preludes van Liszt b.v. die slaan altijd in. Hierbij een wiegeliedje, voortreffelijke waar; men vergete ook niet het serieuze airtje: een symphonie van Brahms, daarmee neemt men de pers, die toch al zoo gedwee is bij onbenulligheden, grif voor zich in. En de talrijke goede menschen die eens een avondje gratis uit kunnen, klappen nooit karig; wat waren er veel!
Nog een kleinigheid: Wie het voorspel van Lohengrin hoorde vond het misschien heel schitterend, n.l. het hoogtepunt met den imposanten bekkenslag. Hoe onaccuraat echter van samenspel klonken de 19 eerste maten der violen, hoe onvast van timbre, ongeacheveerd de 16 volgende van fluit, hobo en klarinet!