De Mahler-feesten - Voorspel
Sinds Februari klinkt het mij door de ooren. De spreker stond op een Perzisch tapijtje, in eene nis van palmen en hield zijn lezing over Gustav Mahler. Hij schetste Mahler's biografie: geboren op 7 Juli 1860 te Kalischt in Bohemen als kind van Joodsche ouders; ging op vijftienjarigen leeftijd naar Weenen, waar hij conservatorium en gymnasium bezocht; kreeg lessen van Anton Bruckner; begon op zijn twingtigste jaar de dirigenten-loopbaan; leidde orkesten en opera's te Cassel, Praag, Leipzig, Budapesth, Hamburg, Weenen; hield het tien jaar uit te Weenen, waar hij de Hofoper hervormde tot een eerste-rangs centrum van muziek en tooneel, ondanks kliekgeest, hof-invloeden, intriges en kleinzielige tegenwerking; ging toen naar Amerika.
Mahler ging naar Amerika, werd verteld op de lezing (en ik zie het nu gedrukt in het ‘feestboek’), met de bedoeling ‘zich een klein vermogen te sparen, om zich dan na eenige jaren ergens te kunnen vestigen, misschien wel in Holland, dat hem om zijn vrienden en om den weerklank, dien zijn werk er gevonden, zoo lief was: een rustig verblijf, geheel gewijd aan het scheppen.’
Dit klinkt mij sinds Februari door de ooren. Ik dacht zoo: Willem Mengelberg, die dikwijls verkondigd is als goede-vriend van Mahler, kan geweten hebben hoe het stond met zijnen vriend (‘O, du mein Freund, Mir war auf dieser Welt das Glück nicht hold! Wohin ich geh'? Ich geh', ich wand're in die Berge. Ich suche Ruhe für mein einsam' Herz.’) Mengelberg had het Concertgebouw-bestuur, dat, laag geschat een kapitaal vertegenwoordigt van twintig millioen gulden, kunnen voorstellen om zijn vriend Mahler te verbinden aan het Concertgebouw; laten wij zeggen voor een honorarium van tien-duizend gulden met de verplichting tot het dirigeeren van tien concerten 's jaars. Mahler, de moede, afgejaagde Mahler, zou zulk een aanbod met beide handen hebben aangenomen; wij hadden een der geniaalste dirigenten van alle tijden verbonden gezien aan ons orkest; wij zouden ons verdienstelijk gemaakt hebben tegenover een der geniaalste kunstenaars van alle tijden.
Dit is verzuimd. Men liet Mahler gaan naar Amerika, waar hij in den kortst mogelijken duur bezweek aan ontgoochelingen en overwerk, nauwelijks vijftig jaren oud. En vóór wij beginnen aan de Mahler-feesten, wilde ik vaststellen, dat wij de rechtstreeksche middelaars zijn geweest van hetgeen wij noemen de Fataliteit; dat wij jegens Mahler een der zwaarste verantwoordingen dragen.
Dit is voor mij de groote bitterheid van het Mahler-feest. In 1911, Mahler's sterfjaar, had Strauss zijn schatten-verslindend feest in Den Haag en Strauss leeft nòg. Strauss is een mensch in de dagelijksche beteekenis van het woord, Mahler was de mensch, een van de Heroën der soort, en volgens eene eeuwige, geheimzinnige, ongeschreven wet, zegt men - waarschijnlijk alleen ten gerieve der tragediedichters, - moet de Heros min of meer jammerlijk omkomen. Ik geloof dit niet zoo grif, want er bestaan millioenen stakkers, die géén Heroën zijn, en wien het buitengewoon slecht vergaat. Ik geloof evenmin aan het fatidiek getal der Negen symphonieën, want er zijn goede componisten geweest, die de Negen overleefden, en goede componisten, die de Negen niet haalden. Wij weten nooit wat onvermijdelijk is. Maar wanneer er blinde, of bijziende, natuurwetten zijn, sinds eeuwen tornt de rampzalige menschheid op tegen natuurwetten en waarom zal zij zich niet verzetten tegen het tragische lot, dat de edelsten en besten harer representanten genadeloos achtervolgt? Mahler, de doodgejakkerde Mahler, had dit feest kunnen beleven en wie durft zich tegenover dit onuitwischbaar feit zijn vriend noemen? Want wie heeft genoeg voor hem gedaan, toen hij in ons midden was?
* * *
Het kapitaal, dat de Mahler-feesten en het Mengelberg-jubileum kosten (Mengelberg, die zijn gansche leven gejubileerd heeft), zou voor Mahler het kleine vermogen beteekend hebben, om ergens, graag in Holland, rustig voort te arbeiden aan onvoltooide muzikale droomen. O ewige Liebens - Lebens-trunk'ne Welt! En dit Mahler-feest zal Mahler meer schade berokkenen dan voordeel. Hoe eerbiedige vereering men Mahler moge toedragen, men zal ervaren, dat zijn stijl te ongedifferentieerd is om zijn gezamenlijke werken en zeer lange symphonieën te aanhooren in het enge kader van negen concerten; dat zijn levensbeschouwing daarentegen te grillig, te radeloos, hopeloos, doelloos rondzoekt om haar in zoo geringe tusschenpoozen met eenige innerlijke aandacht en vrucht te aanvaarden en te ondergaan. Men kan Mahler's levenswerk niet verdeelen in muzikale perioden (gelijk men dit kan bij Beethoven, Wagner, Franck, Debussy), doch slechts in philosophische perioden. Hij heeft zijn verhouding tot de raadselen van het Zijn gefacetteerd vanuit vele contrasteerende gezichtshoeken, maar met Muzieken, welke in wezen ongevarieerd bleven. Toen hij uitsteeg boven zich zelven en boven alles, toen hij supra-europeesch, supra-duitsch, supra-Mahler ging schrijven - in ‘Das Lied von der Erde’ en zijne Negende Symphonie - toen liet men hem sterven en het ondankbare Weenen, het egoïstische Amsterdam, het stuurlooze Europa legde hem onder vierhonderd kransen in zijn graf.
* * *
O, niemand heeft de verdiensten Mahler ontdekt en voor hem gepioneerd te hebben, laten wij dit ook vaststellen. Mengelberg heeft méér verricht voor Richard Strauss dan voor Mahler en ik zou hem met de jaargangen van de Concertgebouwprogramma's kunnen aantoonen, dat hij evenveel verrichtte voor vijf of tien middelmatigheden als voor Gustav Mahler, die de grootste was, de meeste zorgen had en de minste liefde vond. Men raadplege slechts de statistiek der Mahler-uitvoeringen in het Concertgebouw, welke het Mahler-feestboek besluit. De regelmatige, onafgebroken serie der Mahler-vertolkingen vangt aan in 1911, zijn sterfjaar. Want toen zijn ziel zich bevrijd had, ging zijne muziek als een luide, onbedwingbare schreeuw over de aarde. Wij ondervonden de gemeenschap der heiligen, een der symbolen van het geloof.
* * *
Wat Willem Mengelberg nu echter onderneemt ter gelegenheid van zijn jubileum, moge verloopen gelijk het wil of moet, het zal van den dirigent nog een aanzienlijker hoeveelheid physiek uithoudingsvermogen, psychischen overvloed en reserve aan overvloed vergen dan van de toehoorders. Het is een bijna bovenmenschelijke taak en ik ben nieuwsgierig hoe hij 't doorstaat. Weet trouwens iemand, hoe het Mengelberg zal vergaan in Amerika en welken spijt wij kunnen hebben over dezen misschien onvermijdelijken tocht? Vooral wanneer hij inderdaad een Heros zou zijn, dus een verheven Paria? Ik moet erkennen, dat hij soms accenten dirigeert, zeker onbewust, die mij verontrusten, die mij te duidelijk herinneren aan Cassandra's noodlots-kreten voor het paleis van Agamemnon.