Historische Cyclus XXV [Cornelis Dopper dirigeert zijn Zuiderzee-symphonie, Wagenaars Cyrano de Bergerac en Van Anrooy's Piet Hein-rapsodie - Willem Pijper dirigeert zijn Fêtes galantes en Romance sans paroles met Berthe Seroen als solist]
Het concert der scheeve verhoudingen.
De scheeve verhouding van Cornelis Dopper, (die daar op Mengelberg's plaats stond), tegenover zijn publiek. Men had Dopper een jaar lang nog slechts gezien in een colbertje. 's Morgens als men plaatsen ging bespreken en 't orchest repeteerde onder Mengelberg of onder een vreemden dirigent, lanterfantte Dopper, in zijn colbertje, na wat huishoudelijke zaken te hebben afgedaan, door de corridors van het Gebouw. 's Middags aan de treinen, 's avonds bij de volksconcerten, bij de abonnements-uitvoeringen, bij de avondrepetities slenterde Dopper met zijn ziel onder den arm, terwijl andere dirigenten voor het orchest en voor den lessenaar stonden. Wij kregen medelijden met Dopper. Wij vroegen ons af, hoe zijn Bestuur en zijne beschermers, die beweren hem te achten als kunstenaar en als componist, hem konden vernederen tot zulke afschuwelijke kruiers- en slaven-diensten. Wij vonden het een treurig gezicht, en zijne misère schoot ons dubbel te binnen toen hij daar bleek in zijn zwart deftig jasje naar beneden kwam gewandeld met een uitdrukking op zijn gezicht alsof hij gefluit en geschreeuw verwachtte.
De scheeve verhouding van Dopper tegenover zichzelf. Hij is openlijk gedesavoueerd door zijn meerderen, hij weet dat het publiek hem liever van achteren ziet dan van voren (in dit dirigenten-geval dus liever van voren dan van achteren) en dat het orchest hem zeer matig waardeert. Hij weet, dat hij daar slechts staat door een belachelijke force majeure, bij de gratie van toevallige ongesteldheid. Hoeveel beter, achtenswaardiger, eerbiedwekkender ware het geweest om ronduit te retireeren? En wanneer Dopper nog een greintje zelf-respect heeft, wat moet er dan in zijn gemoed omgaan bij zooveel openbaren smaad? Het is een schande, dat men hem misbruikt voor allerlei karweitjes, welke met de waardigheid van een mensch en kunstenaar niet overeenstemmen, maar verdient hij anders? Wanneer hij waarlijk slechts één tiende van het talent bezit, dat zijne vereerders hem toedichten, moet hij hebben overwogen of het niet verkieslijker is om droog brood te eten dan zich zulke pijnlijke situaties te laten welgevallen.
De scheeve verhouding van het orchest tot Dopper, tot het publiek, tot zijn Bestuur, tot zich zelf. Het orchest acht Dopper nauwlijks competent tot dirigeeren. Het orchest eischte medezeggenschappen. Het orchest vroeg Evert Cornelis als gastdirigent. Toch stond daar Dopper voor den lessenaar; niet alleen hier, doch Woensdagavond ook in Rotterdam. Er is door het orchest geen woord van protest geuit, noch op de uitvoering, noch op de repetities. Wat moet het publiek, het Bestuur, wat moet het orchest zelf denken van de orchest-idealen? Ik heb gehoord, dat sommige orchest-leden verbaasd zijn over mijne houding ten opzichte van Nikisch en Mengelberg, dat zij het ingezonden stuk van Evert Cornelis onbegrijpelijk vinden, dat zij ons verwijten hunnen strijd te verzwaren. Hoe is dit mogelijk! Moeten zij dan altijd nog leeren het persoonlijke niet te verwarren met het zakelijke? Moeten wij hen dan ook nog aankondigen, dat wij er een bijzonder genoegen in scheppen om superieur te zijn boven het diverse gedrag van Het Bestuur, van Willem Mengelberg, van den clique-geest, welke hem bederft, van héél zijn aanhang, die de Muziek niet hooger heeft kunnen taxeeren dan een persoonlijk belangetje? Wanneer er gestreden moet worden, laat het dan zijn met deugdelijke wapenen. Ik heb voor de verweermiddelen en voor de taktiek van den Concertgebouw-aanhang niet de geringste achting. Het orchest echter vergeet, dat Evert Cornelis om minderwaardige redenen uit zijn ambt van dirigent ontzet is. Tot dusverre heb ik dat niet vergeten. Doch dit verhindert niet, dat Mengelberg grooter is dan Nikisch. En dit verhindert ook weer niet, dat Mengelberg in vele dingen, tot schade van zijne moreele en artistieke grootheid, onverdedigbaar handelt en laat handelen.
De scheeve verhouding van de stamp-volle, over-volle zalen, welke wij den ganschen winter beleefden, en de half-leege, nog met Toonkunstleden bij-gevulde hol-resonneerende zaal van gisteravond - tot hoonende verwelkoming van Dopper. Hoe verdraagt de man in 's hemelsnaam al deze nederlagen en hoe verdraagt zijn Bestuur ze?
Tot hoonende verwelkoming der Nederlandsche Kunst; tot onderstreeping der scheeve verhouding van den eerbied waarmee vier-en-twintig buitenlandsche programma's begroet zijn en de doode onverschilligheid, waarmee de Hollandsche serie ontvangen wordt.
De scheeve verhouding van Willem Pijper tot Dopper en zijn heele programma. Pijper is buitenstaander en heeft met de Concertgebouw-conflicten niets te maken. Hij stond daar ook met den dirigeer-stok door force majeur, als Deus ex Machina en ik kan mij eene persoonlijkheid voorstellen, welke onder zulke omstandigheden elke medewerking zou geweigerd hebben. Maar, mijn god, de verleiding om met eigen werk aan 't hoofd van het Concertgebouw-orchest te staan is sterk en alles onderwijst onze jonge en oude componisten, Dopper aan 't hoofd, hoe voordeelig het is te bukken en te huilen met de wolven. Tusschen Dopper's Zuiderzee-symphonie, Van Anrooy's Piet-Hein-rapsodie, Wagenaar's Cyrano-ouverture en Pijper's Fêtes galantes, Romance sans paroles bestaat zulk eene onoverkomelijke antithese dat niemand, om welke verleidingen en andere reden dan ook, zijn werk mag wagen aan dergelijke flagrante stijlloosheden. Pijper dirigeerde voorzichtig, precies, 'n beetje te houterig maar accuraat; mevr. Seroen zong de 4 Verlaine gedichten met al de macht harer expressie en litteraire intelligentie; zij worstelde zich kranig boven het orchest uit, dat dikwijls dreigde de stem te dekken (wij merkten dit al bij de vroegere reproductie van Lise Ohms); het orchest klonk magnifiek, vooral in de Romance sans paroles; maar wanneer men een uur lang de misselijke oppervlakkigheden, den volksliederen-rimram, de pot-pourri-techniek en pot-pourri-mentaliteit ondergaan heeft eener Zuiderzee-symphonie dan kan het hart niet meer onbevangen toegankelijk zijn voor de fijnere suggesties naar welke Pijper getracht heeft. Er zijn zeer veel meesterlijke stukken in de Romance sans Paroles, misschien is het zelfs wel volmaakt. Het heeft me buitengewoon geërgerd, dat het spoorloos langs me heen moest gaan en me ongeroerd liet.
De scheeve houding van Dopper, het Bestuur, het publiek, het orchest tot de naaste toekomst. Het applaus van de half-leege zaal was den heelen avond mak, triest, onbeduidend, gedwongen. Er viel gelukkig geen enkel incident voor en ik verheug me daarover, omdat de ‘kunst’ van Dopper niet waard is verheven te worden tot partij-twisten. Maar ik bid het Bestuur, dat al deze scheeve verhoudingen geschapen heeft, dat zoo hardnekkig de verplichting vergeet, welke zij hebben als gentlemen, niet te denken, dat zij Dopper kunnen benoemen tot dirigent der zomer-concerten. Want als buitenstaander voorspel ik Het Bestuur, dat dit verkeerd zou afloopen.