Apollo [werken van Koop en Roeske]
Roeske had voor het leden-concert, dat ditmaal op den ongewoonsten dag der week viel, twee nieuwe koren ingestudeerd: ‘O vos omnes’ - ‘o, gij allen, die voorbijgaat langs dezen weg’, een liturgischen tekst uit het drama der Kruisiging, gecomponeerd door Ol. Koop, en ‘Groot is de Heer’, een bijbelsch onderwerp, dat door Roeske zelf werd getoonzet.
De twee teksten plaatsen den hedendaagschen musicus, die de woorden zou willen peilen in hun volsten zin, voor een zoo goed als ondoenlijke taak. Het is eene onbereikbare illusie om buiten het verband der religieuse handeling de smarten te vertolken der moeder onder het kruis, waaraan haar zoon te sterven hangt, de smarten der moeder, die alle volken der aarde oproept om te zien of er eene smart is gelijk aan de hare. De grootheid van God te bezingen met een mannenkoor, woorden te illustreeren als ‘Wolken en duisternis zijn om Hem henen!’, - ‘Bliksemen verlichten de wereld!’, ‘De bergen smelten als was voor Zijn aangezicht’, en deze gelijkenissen door den toover der tonen om te vormen tot wezenlijkheden, is een even gevaarlijk waagstuk.
Hoewel Koop en Roeske beiden trachtten de ingewijde beteekenis der teksten tot uitdrukking te brengen, waardeer ik hunne werken liever als neutrale mannenkoren zonder meer. Want voor den een heeft een woord meer esoterische verbintenissen dan voor den ander en ik zou niet mogen zeggen, dat Koop en Roeske diep gemediteerd hebben over alle geheimen, welke in hun onderwerpen besloten liggen en door de muziek losgewoeld kunnen worden voor het begrip van iedereen. Gezien als mannenkoren echter zijn beide stukken knap gemaakt en beantwoorden aan hun doel. Ol. Koop is religieus-stichtend, Fred. Roeske is rethorisch-verkondigd. Het is muziek, welke eene niet veel-eischende menigte pakt, maar die men niet kan beschouwen als eene veredeling van het genre Liedertafel.
De solisten dezer uitvoering waren mevr. Suze Luger, van wier Italiaansche aria's (begeleid door Doortmont) vooral Carissimi's ‘Vittoria, mio core!’, overwinningszang der liefde, indruk maakte, en Gaillard, van wien ik Bach's C-dur violoncel-suite hoorde. Hij speelde voortreffelijk maar kon de armoedigheid van één cello in die reusachtige zaal niet opheffen. Men moest de stijlloosheid van zulke voordrachten (iedereen is van die stijlloosheid overtuigd) niet laten voortduren. Dat de Italiaansche liederen in het programma waren afgedrukt zonder Nederlandsche vertaling leek mij eene nalatigheid. Al kan op zulke concerten niets afbreuk doen aan het succes (zooals immer hoog opvlammend en uitdovend als stroovuur), dit mag geen maatstaf zijn.