François Rasse [dirigeert zijn Triptyque symphonique en en Théo Ysaÿe's Fantaisie sur un thème populaire wallon, Lekeu's Fantaisie sur deux airs angevins en werken van Joseph Jongen]
Het is onbegrijpelijk en verwarrend te moeten bedenken, dat Guillaume Lekeu op 20 Januari van dit jaar vijftig zou geworden zijn, wanneer een typhus-bacil het hem had toegestaan.
Het is vreemd, het is luguber, dat in een tijd van hygiëne, comfort, welbehagen en nauwkeurige zorg voor het Dezer-zijds, een der kostbaarste organismen, zoo eerbiedwekkend, zoo edel en herkenbaar ingesteld als organismen van goede kunstenaars plegen te zijn, bij het vier-en-twintigste jaar vernietigd werd en teruggeworpen in wat wij ‘stof’ noemen.
Het was zoo zonderling, dit te moeten bedenken gedurende de muziek van Lekeu's overlevende landgenooten. François Rasse immers is 47, Théo Isaye 53, en stierf in 1918, Joseph Jongen is ook 47. Er kan zonder overmoed voorspeld worden, dat alles wat zij maakten of maken, verdwenen en vergeten zal zijn, wanneer wij herdenken, dat Lekeu 75 jaar had kunnen worden. Want François Rasse, die de kansen en den tijd kreeg, bracht het in zijn laatste werk (1914) nog niet verder dan een mengsel van Franck en Wagner, afgewisseld met Puccini en Charpentier. Zijn thema's klinken hol, hij spint ze roekeloos uit, hij zet ze in een grove, harde kleur. Er bestaat geen compositorische handgreep zoo doorzichtig en alom bekend of hij gebruikt hem koelbloedig en met voldaanheid. De wijd-koepelende, in constructief opzicht grootsche, doeltreffende en expressieve canon uit Francks symphonie spookt hem onophoudelijk door het brein. Hij varieert hem in verschillende lezingen, maar zonder aesthetisch resultaat en zonder andere vrucht. Dat is Rasse's ‘Poème intime’. Hij noemde het ‘Tryptique symphonique’ (de juiste spelling is ‘Triptyque’) en 't bestaat uit drie deelen, waarvan het eerste werd opgedragen aan de nagedachtenis van een gestorven zoon, het tweede aan zijn beide kinderen, het derde aan zijn vrouw. Zoo treft men uit de verte zelfs nog weerklanken eener Sinfonia Domestica. Er is ten minste een scherzo, iets wat op een wiegeliedje lijkt en er hobbelen veel huiselijke stokpaardjes.
En Théo Isaÿe? Het begin zijner ‘Fantaisie sur un thême populaire wallon’ fanfaronneert vroolijk, luchtig, schaterend als Emmanuel Chabrier graag deed, het lyrische middenstuk verzandt in onmachtige en zoete langdradigheden, het slot is een herhaling van het begin. Zou er één maat in gevonden kunnen worden, die een geboren schepper aanwijst? Neen, het is allemaal verdienstelijk, maar tweede-handsch.
Joseph Jongen nachtmerriede me nog na uit de dagen der Belgische concerten. Er zijn weinig groote en kleine meesters, wier werk wij zoo quasi-volledig kennen en ik had hem wel voor één keer afgeschaft willen zien ten gerieve van een der Vlaamsche componisten, die wij met denzelfden zwier verwaarloozen als wij de Walen vertroetelen. En Jongen nachtmerriede wéér met een Prélude et Danse. Hij is van beroep breedsprakig. Hij kent zijn vak te goed of niet goed genoeg, om interessant te schrijven. Hij componeert te weinig laag-bij-den-grondsch voor een royaal demagogisch succes, hij componeert ook te weinig verbijzonderd, om de verveling te verruimen tot bewondering. Hij goochelt met knappe gemeenplaatsen en of hij ze rythmeert in vijven, in drieën of in zessen, dat verandert het allooi niet en hij merkt het nooit. Het is zijn natuur, om dat nooit te merken.
Tegenover al dezen stond Guillaume Lekeu met zijn ‘Fantaisie sur deux airs populaires angevins’ als een weldaad en om hem had ik het concert, dat Rasse met routine dirigeerde, niet willen missen. Dit stuk bevat eene passage, welke met recht beroemd is: de snelle trompet-ostinato van bladzijde 28 tot 32 der partituur. Wie zoo fantaseert, wie zoo zint op wonderen en ze verwezenlijkt met een zoo zeker en magistraal gebaar, vóór zijn vijf-en-twintigste jaar (en er zijn meer zulke fragmenten in dit korte opus) behoort tot hen, die van hunne geboorte af geïnitieerd zijn in de mysteriën der schoonheid. Zij zijn in den loop eener eeuw zeer zeldzaam geworden.