Nationale Opera: Laagland (Stadsschouwburg) [Honderdste voorstelling gedirigeerd door Eugène d'Albert]
Op Dinsdag 26 Nov. 1918 ging de eerste van Laagland, op Dinsdag 16 Maart ging de Honderdste. Dat is een wereld-record. Ik weet wel, dat Tiefland van 1907 tot 1908 alleen in Berlijn boven de honderd klom maar compleet-Nederland met zijn vier theaters en acht sociëteiten is een minder geschikt afzet-gebied dan enkel-Berlijn.
Wat Honderd opvoeringen binnen een ruim jaar beteekenen, kunnen de volgende Parijsche cijfers aantoonen:
Tot en met 31 Juli 1914 haalde Rigoletto van Verdi, waarvan 1885 de première ging bij de Parijsche Groote Opera slechts (vergelijkenderwijze gesproken) 352 voorstellingen.
Tot en met denzelfden datum haalde Aida (première 20 Maart 1880) er 293 in Parijs.
Wagner's Walküre, steeds tot en met 31 Juli 1914, haalde er 226 en werd gemonteerd in 1893.
Paljas van Leoncavallo begonnen in 1902, kwam met moeite tot 44.
Tristan und Isolde bracht het van 1904 tot 1914 niet verder dan 68 herhalingen.
Zelfs de beroemde Parijsche opera-successen kunnen niets afdingen aan het Nederlandsche Laagland-cijfer.
Meyerbeers Hugenoten steeg van 29 Febr. 1836 tot 1914 niet hooger dan 1077 vertooningen.
Rossini's Guillaume Tell klom vanaf 3 Augustus 1829 tot 867.
Meyerbeer's Africaine haalde vanaf 1865 hare 485ste.
Gounod's Faust, die zijn carrière begon op 4 Maart 1869 maakte er 1469; d.i. gemiddeld 30 per jaar.
Gounod's Romeo et Juliette (van 1888) kon het brengen tot 664 da capo's.
La Dame Blanche van Boieldieu in de Opéra comique maakte van 1825 tot 1910 eene reeks van 1602 opvoeringen.
Hérold's Zampa (van 1831) rekte de serie tot 661; de Pré aux Clercs (van 1832 en steeds tot 1910) beleefde de 1433ste.
Donizetti's Fille du Régiment, geboren in 1840, zag 890 malen het voetlicht.
Mignon van Ambroise Thomas begon in 1866 en had in 1910 hare 1010ste herhaling bereikt.
De Carmen van Georges Bizet, (een z.g. wanbof, die den dood veroorzaakt zou hebben van den auteur) ging in 1875 voor de eerste, in 1910 voor de 1142ste maal!
Louise van Charpentier, aangevangen in 1900, telde tien jaar later pas de 280ste.
Genoeg!
Men zoeke van deze statistiek de gemiddelden en men zal zien, dat wij met onze Honderste Laagland een reusachtig figuur slaan.
Het is de kwestie maar om het eene eeuw, ¾ eeuw, ½ eeuw, 25 of 10 jaren vol te houden.
D'Albert dirigeerde zelf en ineengedoken achter den lessenaar, achter de zware partituur leek hij te lezen in een oud boek. Oogenschijnlijk ging er weinig drift, weinig aanvuring van hem uit. Hij sloeg nauwlijks de maat. Maar bij felle, poignante passages had hij eene eigenaardige manier van in te krimpen, van alle spieren samen te spannen, wat aan het rythme, aan de frase, aan den gang iets buitengewoon beklemmends gaf, als of de heele muziek wrong en schuurde in boeien. De wurg-scene kreeg daardoor eene ongekende intensiteit Bij die geweldige, tot de laatste zenuwen geconcentreerde bezetenheden werd hij prachtig (het kon niet dwingender en dringender) opgeveerd door Jules Moes (Pedro) en Liesbeth Meissner (Martha). Deze twee steunpilaren der Nationale Opera (zouden er ergens ter wereld zangers zijn met een onbeperkter repertoire en een duizelingwekkender geheugen!?) maakten ook deze hoofdrollen tot waarlijk bewonderenswaardige prestaties. Men staat versteld over hunne zoo veelzijdige persoonlijkheid, die bij elke gedaanteverwisseling iets afs, iets schoons, iets levends, iets aangrijpends creëert.
Het feest der Honderdste verliep met de gebruikelijke kransen, bloemen en toejuichingen eener volle zaal. Doch na het tweede bedrijf stond opeens G.H. Koopman naast D'Albert op de bijna verlaten planken. Coup de théâtre! Napoleon na Elba. Hij zocht zijn getrouwen met een schilderijtje in de hand, waarvan de afbeelding (een Zaansch molentje?) niet gecontroleerd kon worden. Stilte. Koopman dankte D'Albert voor alles wat de Opera te danken had aan Laagland. Hij hechtte er aan om den componist een tastbaar bewijs zijner erkentelijkheid te toonen. 'Weinig, maar uit een goed hart' had hij er aan kunnen toevoegen. En zij drukten elkaar de hand, de twee meesters.
Dat loopt misschien niet af met een sisser. Men zou hierna een staatsgreep kunnen verwachten.