Amsterdamsch à Cappella-Koor [Evert Cornelis heeft de leiding overgenomen van Anton Averkamp]
Het leek een doek, waarvan de bruine hei met schapen werd overgeschilderd in een groene wei met eenden. De ondergrond, een kwart eeuw lang gepatineerd door Anton Averkamp, de eene grauwe korst op de andere grauwe korst, deugde niet; hem weg te werken was een karwei, waarmee maanden van harden, strengen arbeid gemoeid zouden zijn; een lastige karwei, die alleen lukken kon met een ijzeren discipline en misschien pas loonen ging na een grondige zuivering van alle twijfelachtige koor-elementen, welke slechts bogen op ijver of dienst-jaren. En dan nog!
Anton Averkamp leidt nu de Utrechtsche jeugd langs zijn smalle en bemoste jaagpad, sinds hij niet meer mee kon op de heerbanen, en men gaf Evert Cornelis de erfenis van zijn à-cappella-koor, welks goede dagen reeds zoo ver-af lagen. Er viel iets te hernieuwen, er kwam een bresje in de oude garde, die zich niet overgeeft en die ook niet sterft, er was plaats voor jong leven en ik begrijp, dat Evert Cornelis de opvolging niet weigerde. Doch werd het een gestileerde wederopbouw in den nieuwen geest? Neen; ik geloof het niet. Sloeg hij er de gewijzigde opvattingen kloek, overtuigd en stevig genoeg in? Neen; het was half-om-half. Had hij wel den noodigen tijd om een duidelijk, gelukkig resultaat te bereiken? Het resultaat zelf zegt: neen.
Maar dan had Evert Cornelis dit concert, een uitkoop van ‘Kunst aan Allen’, niet moeten geven, moeten uitstellen tot gunstiger kalenden.
Bij den Psalm van Sweelinck, bij de koortjes van Debussy (‘Dieu! qu'il la fait bon regarder!’), van Ravel (Nicolette), welke wij met zoo zuiveren toets, vast lijnen-spel, volmaakte klank-plastiek, beheerschte expressie, kennen van de Madrigaal-Vereeniging, - bij Bruckner's ‘Ave Maria’, overal worstelde het vroegere accent met het nieuwe, overal waren barsten en uit de barsten doften Averkamp's familiaire groezeligheden. Niet een enkele lijn werd klaar en smetteloos afgeteekend, onophoudelijk wankelde de toon, men zakte soms reeds bij de tweede maat, alles scheen door elkaar te kolderen, slot-accoorden bleven zwevend schommelen boven de slechte, onbetrouwbare, gescheurde basis der mannen-stemmen, van de uitdrukking kwam niets terecht, op z'n ergst was 't paskwillig, op z'n best gematigd dilettantisch, zoo zorgvuldig er gedirigeerd werd, zoo onbekommerd de zangers er naar gooiden met de muts.
Behoef ik te zeggen, hoe groot de teleurstelling voor mij was? Ik zie maar twee remedies: het koor opheffen, sloopen en van meet-af herbeginnen; of onvervaard, hardnekkig arbeiden aan verbetering.
Eene principieele fout, welke ik tijdens Averkamp's treurig bewind jarenlang geduldig bekampt heb keerde op dit eerste concert gezond en werktuigelijk terug: de plaag der solisten. Zal men dan in Nederland nooit een concert kunnen bijwonen, waarop een nog niet geheel volwassen violiste (mej. Sepha Jansen) een verkeerd, gefraseerd, onbegrepen, stumperig gearrangeerd, schoolsch begeleid viool-stukje te berde brengt, en waarop een pianiste (mej. Henriëtte Bosmans) een paar rommelige, onbeduidende, zielige piano-mopjes, automatisch en zenuwachtig opzegt?
De stijl van een à-cappella-koor is in wezen anti-solistisch. En niet alleen anti-solistisch doch ook anti-pianistisch. Het ongetempereerde à-cappella-koor en de getempereerde piano vloeken met elkaar, zijn absoluut onvereenigbaar. De à-cappella-stijl en de piano-stijl zijn twee schreeuwende tegendeelen, totaal onherleidbare contrasten. Het was ook geheel onjuist gezien van Evert Cornelis om den Psalm van Sweelinck aan te geven met een paar tonale functies op de piano. In Sweelinck worden nauwelijks tonale functies gezongen, en waar ze gezongen worden treden ze op in geheel andere toons-verhoudingen dan de piano suggereert. Dat kon slechts verwarrend beïnvloeden, en latere deraillementen voorbereiden.
De muziek-beoefening stelt voorop eene zekere taaiheid. Taaiheid bij den beoefenaar, taaiheid nog meer bij den criticus. Maar van Evert Cornelis hoopte ik gunstiger levensvoorwaarden. Ik verwacht revanche van hem, spoedig, beslissend, hem waardiger dan dit begin.
Anders: sloopen.