Gertrude Peppercorn [Pianowerken van Schumann, Chopin, Liszt, Debussy en Albeniz]
Men wachtte den ganschen avond op wat heet ‘de vonk’, de draadlooze vonk, welke door geen oor gehoord, door geen oog gezien, door geen pen beschreven werd. Doch wat zijn, zonder dat onverklaarde signaal, even wonderlijk als ooit een planeet zal kunnen uitzenden, toetsen, snaren, noten, vingers? Niets. Afgerichte werktuigen. Afgericht vanuit een of ander leeraars-, aestheten-, of physiologen-standpunt. Er wordt gespeeld met een zekere houding van hand, elleboog, schouders of romp. Deze doet 't materieel, in de verf of in de stopverf; gene probeert het spiritiueel met diaphane transparantjes en overige zoeklichten. En wij zien ze komen en gaan met hun onveranderlijke programma's (o! hoe dikwijls hoorden we dezen winter al de ‘sonate met den treurmarsch’?), deze kunstenaars van piano, viool en strottenhoofd, die hun geestesleven hebben geordend als de dienstregeling eener spoorwegmaatschappij, en die in deze vrijheidsdronken tijden rond-zeulen in het tred-wieltje, waarmee de répertoire-muziek gekarnd wordt. Hoe oud, hoe oud en hoe onverdraaglijk is dit alles. Hoe weerstreeft dit alles de ziel der schoonheid.
Mevr. Gertrude Peppercorn, die behoort tot de stoffelijksten van den loggen, massalen toon, welke ondanks velerlei inspanning steeds gedekt blijft en zich nooit loswindt tot echte, klare sonoriteiten, speelde de sonate opus 22 van Schumann, de Soirée dans Grenade, Poissons d'or, plus Mouvement van Debussy, de sonate met den treurmarsch, de Evocation van Isaac Albeniz en de zesde Hongaarsche Rhapsodie van Liszt. Projecteer den leerling-pianist, die dagelijks zooveel uren wroet met de vingerzetting, met het legato, met het pedaalgebruik, met onwilligheden van rechter- of linker-hand, door een aantal kwadraten tot een soort volmaaktheid en gij krijgt de waarden van Mevr. Peppercorn's vertolkingen. Zoo gaat het immers bijna allen pianisten: zij worden gehypnotiseerd door de wit-en-zwarte parallellen der toetsen gelijk men een kip of kat kan hynotiseeren met een krijtstreep. Bijna geen enkel pianist nadert ooit den componist en het werk.
Men kan over de natuur spreken zonder genoodzaakt te zijn tot botanische termen; men kan over litteratuur spreken zonder behulp van paragraphen der grammatica; men kan een gebouw, een beeld bewonderen zonder besef van geometrische subtiliteiten...... Hoe aarts-zelden kan men muziek hooren buiten de hindernissen van haar technischen santekraam?
Ach!