Schola Cantorum [Enrico Bossi, Giovanna d'Arco]
Schola Cantorum is de Zangersschool, welke gesticht heet te zijn door Gregorius I, de Groote die van 590 tot 604 paus was. Het eerste middeleeuwsche Conservatorium. Johannes Diaconus, die een ‘Leven van Gregorius’ schreef dat ik niet gelezen heb), beweert, dat de stichter der Schola haar begiftigde met landerijen en twee huizen, beide te Rome, een aan den kant van St. Pieter, een aan den kant van St. Jan van Lateranen. Gregorius meende het goed met de muziek.
Schola Cantorum is verder de jongste onderwijsinrichting voor min of meer religieuse ziek, welke Vincent d'Indy met medewerking van Charles Bordes en Alexandre Guilmant in 1896 oprichtte te Parijs, en die daar elk jaar wint aan invloed. Zij heeft een eigen huis (geen landerijen) en D'Indy meent het óók goed met de muziek.
Schola Cantorum is ten laatste het afgescheiden koor van den Amsterdamschen Kunstkring, in welks boezem roeringen geweest zijn. Dat koor zocht een onderdak, een patronaat, en wanneer er geen strubbelingen komen zal het een aanhangsel vormen van ‘De Maatschappij der Beeldende Kunsten’. Hubert Cuypers, die den Amsterdamschen Kunstkring trachtte te leiden, zal nu trachten deze Schola Cantorum te leiden. Wanneer hij het even goed meent met de muziek als Gregorius I en Vincent d'Indy, zal hij moeten zorgen, dat hij een historischen en doorluchtigen naam niet profaneert door hem ijdelijk te gebruiken.
Het koor van den Amsterdamschen Kunstkring scheidde 28 Mei 1919 met Bossi's Jeanne d'Arc, het koor der Schola Cantorum komt op 10 Febr. 1920 terug met Bossi's Jeanne d'Arc. Hoewel Willem Mengelberg toeziend voogd is over de muzikale zaken der Maatschappij voor Beeldende Kunsten zat thans het Utrechtsch Stedelijk Orchest ter begeleiding op het podium in plaats van toen het Concertgebouw-Orchest; voor Reschiglian zong Hendrik Drost; de belangrijkste rest veranderde niet bij de wederdooping: de aanvoerder, het koor, de sopraan Martine Dhont, de sopraan Bella Palla, de bas Nelissen, het werk, het publiek bleven, en eveneens de bloemen en kransen, waarmee Hubert Cuypers eene uitvoering altijd tot een dirigenten-feestje weet te maken.
Ik hoorde dezen keer alleen de Kroning te Reims. Dat is Enrico Bossi in al zijn talentvolle middelmatigheid, dat gaf heel zijn notenschrijverij in haar deugdzaamheid en haar gemis aan fantasie. Is dit een middeneeuwsche Stoet in melodieën en klanken? Het lijkt er niet op. Dat is een stoet zonder relief, hoog noch laag, dat heeft geen diepte, geen perspectief, geen karakter; dat is plat als een tafel. Wanneer dit eene levende en bewogen compositie was geweest, had zij iets moeten worden als Derkinderen's Sacraments-processie, welke hier in het Stedelijk Museum hangt.
Stel u voor, dat elk der groepen van dit menigvoudig wisselende fresco zich ombeeldt tot Muziek, dat elk der groepen zich metamorfoseert in zijn geëigende instrumenten, zijn toebehoorende rythmen, zijn typische melodieën. Stel u die vele deelgenooten voor als spelend in en overwelfd door dezelfde gestemdheid, doch elk zingend en musiceerend naar zijn aard en wezen. Zoo zou een goede Kronings-Stoet en zou een goed fresco van klanken geweest zijn. Maar Bossi zal iets dergelijks wel nooit kunnen verwezenlijken.
Ik zei dit 29 Mei reeds, maar had het strenger kunnen zeggen. Bossi lijdt steeds aan handigheid en oppervlakkigheid. Bij 't eerste hooren duldt men dat lijdzaam, bij 't tweede hooren ergert men zich over zulk een elementair tekort aan radio-activiteit. En eene Schola Cantorum, nogmaals, heeft geen geringe verplichtingen aan haar naam.
Nog een vraag: De tekst is vertaald, maar de vertaling wordt niet gezongen. Waarom is Nederlandsch alleen obligaat voor een Nederlandsche Opera?