Bijdragen aan De Telegraaf (september 1915-juli 1920)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdWendling-Quartett [Brahms, Mozart en Beethoven]‘U heeft tijdens den oorlog alleen maar Frankfort kunnen bedienen?’ vraagt aan Mengelberg een interviewer der ‘Wereldkroniek’ van 31 Jan., met den weergaloos slechten smaak, waarin de bewonderaars van den dirigent hun adoratie steeds weten te disqualificeeren, het woord ‘bedienen’ kiezend, - alsof Mengelberg een reiziger in muziek was.Ga naar voetnoot*) ‘Ja’, antwoordt Mengelberg. ‘En dat ging nog met veel bezwaren. Eén keer heb ik ongeveer elf uur lang moeten staan, gewrongen tusschen tien menschen op de tusschenplaat van twee D-wagens.’ Van den Eeckhoudt vertelde de vorige week in de ‘Nieuwe Amsterdammer’ eenzelfde soort van avontuur: een compartiment door de ramen volgegooid met koffers en manden boven op de reizigers; toen, nieuwe passagiers binnenklimmend door de bedreigde ruiten, zich samenpakkend in de opgepropte en versperde corridors. Het Wendling-quartett trof 't niet voordeeliger. Zij kwamen van Stuttgart en moesten den tocht staande maken. Zoodra zij Zaterdag te Rotterdam uitstapten, wachtte hun een repetitie voor een kwintet met piano. Na de repetitie wachtte het concert. Na een korte rust de trein naar Amsterdam. Toen het Zondagmiddag halfdrie sloeg zaten zij tegenover de lessenaars voor hun tweede uitvoering. Alles weten van de onvrijwillige, moordende vier-en-twintig- of zes-en-twintig-uursche toeren, is veel vergeven. Van den Eeckhoudt behoefde niet te dirigeeren en kon philosophisch toekijken. En het afgevaste Wendling-quartett is niet de getrainde, robuste, energieke, wilsdriftige Mengelberg. Ik las in de ‘N.R.Ct.’, dat de Stuttgarters Zaterdag-avond dood-op, uitgeput waren. Zondagmiddag leken zij het nòg. Zij speelden mat, mak, grijs, grauw, slaperig in alle verbindingen. Als zij een oogenblik trachtten op te veeren forceerden zij toon, rythme, klank en expressie. Zij vielen steeds terug in eene egale, machtelooze apathie. De chronische lusteloosheid van een Zondagmiddag met motregen, verergerd door de valsche weerschijnen van gehalveerde electrische lichten en den dag, die langs roode gordijnen binnendroop, klassieke muziek, afgetobde violisten, dat gaf een saldo van verdeling en zielige dorheid, gelijk ik in deze kleine kronieken nog niet behoefde aan te teekenen. Doch welk redelijk mensch komt in deze tijden van Stuttgart naar Amsterdam om ons kwartetten te laten hooren van Brahms, Mozart en Beethoven? Het is belachelijk. Zelfs bij een ensemble, waarvan de volmaaktheid apostolisch en openbarend ware, zou het belachelijk zijn. |
|