Historische Cyclus XIV [Tschaikowsky, Vioolconcert en Pathétique]
Tschaikowsky, Schmuller, Mengelberg, Pathétique. Stampvolle zaal. Weinig menschen, die wegloopen. Weinig verkoudheid en geschraapte kelen. Ingespannen luisteren als bij een ouden draak van Victorien Sardou. Veel, ongelooflijk veel, wat de acteurs noemen, sterk spel. Sterk spel als bij een ouden draak uit een oude doos past. Pathos van ten hemel stormende violen-loopen. Geween en geweeklaag van gebroken harten, bedrogen liefden. Tandengeknars van langdurige pauken-roffels. Soms ijselijke verwenschingen. Het Noodlot nooit afwezig. Men begint er mee en houdt er mee op. Noodlot in alle gamma's van het palet. Liefelijk noodlot, treurig noodlot, snikkend noodlot, handenwringend noodlot. Over 't algemeen een onderhoudend noodlot om naar te luisteren, wanneer men niet te veel vergt van het noodlot. Costumeert zich hier in eene muziek van grenadiers en jagers, daar in een meisjesachtige melodie, ginds in jammerende accoorden of in een rethorisch orgelpunt. Het heeft de eigenaardigheid van iedereen te bevredigen, behalve Tschaikowsky. Niemand vindt dit noodlot lastig. Het is niet wrang, het knaagt niet aan onzen Prometheus-lever, het zuigt geen bloed. De auto, waarmee men na dit noodlot naar Trianon rijdt, zal niet aanvoelen als een lijkwagen. Het souper zal blijven smaken. Het strijkje uit een aangrenzend vertrek zal melancholiek de herinnering aan Tschaikowsky levend houden. Misschien nog zoeter en zwoeler maken, zoo dit mogelijk is, misschien nog sensueeler. Een noodlot om overal met genoegen aan terug te denken.
Tschaikowsky, Schmuller, Mengelberg, Pathétique...... Opgewonden triomfen. Bijna frenesieën. Een bloemenmand op het podium. Staand gehuldigd orkest. Van alle kanten bravo's. Handdrukken voor den concertmeester Zimmermann. Dirigent bijna verlegen. Langzaam afscheid, dankbaar wegstervend, nog eens weerhallend applaus uit de open deuren en de gillende claxons.