Johan Rooth [Pianowerken van Bach, Brahms, Beethoven, Schumann, Rubinstein en Chopin]
De voornaamste fouten van dezen debuteerenden pianist waren:
Geheugen-zwakte. Het leek soms of de componisten zich even moesten bedenken; of zich verschreven hadden. Tot opeens de hersens geen order meer stuurden naar de vingers (onder Schumann's Allegro opus 8), de machine stilstond, de speler de bekende editie met den roze-rooden omslag voor den dag haalde en de rest van zijn programma uit de boeken voordroeg.
De pianisten moesten hunne manie, om alles van buiten te willen spelen, afleggen. De reproductie wordt er geen haar beter door. Van buiten spelen stelt elke seconde bloot aan verlies van geheugen; geeft dus aan beginnelingen een onveilig gevoel; vermeerdert ergo de reeds aanwezige plankenkoorts. Bevordert bovendien het automatisme en belet honderden pianisten, onder wie de beste, om hun repertoire uit te breiden. Want nieuwe muziek van buiten leeren kost bijna evenveel tijd als de studie zelf.
Verdere fouten:
Te kort aan fantasie. Geen klankverbeelding in den aanslag. Geen besef van de harmonische en melodische schakeerings-mogelijkheden der pedalen. Geen begrip van de expressieve waarden en doeleinden der rythmen, der thema's, der modulaties. Geen doorzicht in de rollen der compositorische factoren. Machinale, levenlooze en voor zoover de techniek het toeliet, tekstgetrouwe reproductie der noten. Matige vaardigheid, nauwelijks afgestudeerd, nergens the finishing touch, in geen van beide handen ‘de laatste hand’. Geen greintje persoonlijk perspectief, noch in het spel, noch in de opvattingen, noch in de sorteering van het programma. Alles uniform, kleurloos, ontmenscht, steriel, vervelend.
Johan Rooth moet excuus vragen aan de componisten Bach, Brahms, Beethoven, Schumann, Rubinstein en Chopin, zich ijverig, niet overhaastig oefenen, goede pianisten hooren, de eerste jaren niet denken aan het podium, zich niet in de doling laten brengen door een paar bloemenmandjes en dankbaar applaus van een publiek, waar iedereen tevreden was, behalve de criticus. Als hij illusies heeft en toekomst-droomen, ze niet opgeven, maar zorgen, dat ze den volgenden keer gaaf, onbedenkelijk, nauwgezet worden verwezenlijkt.