Historische Cyclus XI [Brahms' Haydn-variaties, Vioolconcert en Tweede symphonie]
Als ik maar wist, waarom de brave Brahms met zijn eeuwige chocolade-bruintjes, zijn sappige en bevattelijke melodieën, zijn goedgeefsche hartelijkheid en zijn gulle, onbeschroomde sentimentaliteit zich altijd zoo opwindt en zich kwaad maakt en baloorig gaat razen en tieren in zijn eeuwige chocolade-bruintjes. Hij had een zorgeloos, welvarend leven en al de epicuristische genoegens daaraan verbonden. Met vlag en wimpel is hij door Schumann in de muziek geloodst. In Weenen was het tafeltje-dekje, ezeltje-strekje. Tegenover één bestrijder in het salonblatt, een soort van Gartenlaube, waar Hugo Wolf wekelijks een armelijk stukje brood verdiende, stond de oppermachtige clan der Neue Freie Presse, welke dien éénen bestrijder, een genie toevallig, zorgvuldig en eerloos zijn verzet heeft ingepeperd, - naar den aard van oppermachtige muzikale clans. Deze clan brak ook den candiden Bruckner den nek, die geen uitgevers en geen orchest kon vinden. Voor Brahms stonden de uitgeversbureaux, de programma's van Oostenrijk, Duitschland en Holland wagewijd open. Julius Röntgen Sr. rekent uit, dat Brahms zesmaal in Holland gevraagd en gevierd is. Onze Julius Röntgen Sr. schaamt zich niet over die vermelding, hoewel Richard Wagner, Hector Berlioz, Anton Bruckner niet éénmaal gevraagd en gevierd zijn in Holland, waar 't Brahms zoo goed eten-en-drinken leek.
Als ik dus maar wist, waarom een auteur, dien het volmaakt naar den vleeze ging en dit met zigeuner-wijzen, Liebeswalzer, liederen, dansen, rhapsodieën etc. overvloedig getuigd heeft, zijn sappige, smakelijke en populaire thema's regelmatig laat dood-loopen in altijd dezelfde onwelkome, onpsychologische grimmigheden. Er kunnen onbewuste, onder-bewuste krachten wroeten in elk gemoed en elk gemoed kan geteisterd worden door demonen. Laat de muziek die duistere factoren dan motiveeren, verklaren en harmonisch uitwisselen. Ik weet even goed als ieder ander, dat er zeer bekoorlijke dingen te hooren zijn in het viool-concert. Doch waar komen na de teeder en week verglijdende hobo-streelingen, die bruuske, nuchtere fortissimo's, die stekelige, driftige, leelijke rythmen vandaan? Uit welke intonatie, uit welke ziels-nuance, uit welke klank-, kleur- of gevoels-rimpelingen kan iemand mij de zure, nijdige, steeds krassende, steeds onschoone, de dorre en kregele fragmenten argumenteeren, waar de solo-viool gemarteld wordt met de verfoeilijkste dubbelgrepen? Dat zijn vergrijpen tegen elke geschreven en ongeschreven psychologie, vergrijpen, welke Brahms begaat in al zijn werken. Want dergelijke fragmenten worden nooit geanticipeerd, 't zij door het grondkarakter van het stuk, 't zij door mogelijke schakeeringen van dat grondkarakter; die fragmenten zijn daar ook zonder consequenties geplaatst. Gelijk zij zonder oorzaak komen, zoo blijven zij zonder gevolg. Geen sterveling zal mij ooit ophelderen, waarom daar-en-daar in Brahms' tweede symphonie het orkest met de onaangenaamste en zinledigste hardnekkigheid een geheele andere maatsoort speelt dan de dirigent dirigeert. Waarom op 'n gegeven oogenblik de dirigent bij dezelfde symphonie zijn ensemble één tel der drie-kwarts-maat schijnt vóór te zijn. Noch de rede, noch het hart, noch de intuïtie zullen dergelijke gemaniëreerdheden, die altijd een onuitstaanbaar droogstoppeligen kant
hebben, uitleggen en dragelijk maken, voor een ieder, wien muziek méér is dan oppervlakkige begoocheling der ooren.
Brahms had oogenblikken, dat muziek hem uit de ziel welde, hoewel nooit sterk, nooit overvloedig. Hij kon uit die oogenblikken echter geen symphonie, geen concert etc. samenstellen, welke drie of vier deelen plus den gebruikelijken duur hadden. De rest vulde hij aan uit zijn brein, dat niet erg snel of levendig reageerde op emoties en indrukken. Laat ik hier citeeren, wat Plato als een onvergankelijke waarheid gezegd heeft in zijn Phaidos (vertaald door Boutens):
‘Een derde bevangenis en waanzin is die van de Moezen komt...... Maar wie buiten den waanzin der Moezen om komt tot de deuren der dichting met het geloof, dat hij op grond zijner kunstvaardigheid 'n toereikend dichter zal zijn, die blijft zelf oningewijd, en zijn werk, het werk van den bezonnene, wordt door dat der waanzinnigen verduisterd.’
Aan dit orakel en oordeel zal Johannes Brahms niet ontsnappen.
* * *
Brahms had zelfkennis genoeg om een geheel Brahms-concert onvoordeelig en ongewenscht te achten, doch Mengelberg heeft Brahms willen overbrahmsen. Originaliteit en verscheidenheid zijn eigenschappen, waarin deze componist nooit uitmuntte en hoe meer de middag vorderde, hoe meer ik denken moest aan een epigram, dat Carl Maria von Weber afstak tegen een tijdgenoot, den abbé Gelinek, auteur van 108 bundels variaties:
‘Kein Thema in der Welt verschonte dein Genie,
Das simpelste allein, dich selbst, varierst du nie!’
Brahms, die variaties schreef op Haydn, Schumann, Händel, Paganini, Chopin, Weber(!), Bach en Gluck, heeft vergeten zich zelf te varieeren. Men heeft ook ondervonden, dat er meer relaties zijn tusschen Brahms en Klaas Vaak, dan de schrijver in het programma-boekje vermoedt, voor wien hij ‘afgezien van waardeering, tevens een stuk legende en piëteit (is), omdat hij uit den mond der moeders gezongen heeft de intimiteit van den avond: ‘"Sandmännchen kommt geschlichen."’ Het is niet fraai gezegd en opent bovendien de mogelijkheid, dat ook baker-herinneringen nog eens invloed krijgen op de Nederlandsche muziek-aesthetica en rangbepalingen van componisten. Voor de relaties tusschen Brahms en dat Sandmännchen zijn ondertusschen honderden gedrost na de pauze, ondanks de oubollige Haydn-variaties, ondanks het door Zimmermann ongeëvenaard en vlekkeloos voorgedragen viool-concert en ondanks een met de uiterste zorg, kunstvaardigheid en animo vertolkte symphonie, die slechts leed aan hare inhaerente eentonigheid.
Klio, de Muze der Historie (wie kent ze nog alle negen zonder lexicon?) zal in haar vuistje lachen, wanneer den volgenden Donderdag Anton Bruckner en César Franck ieder een half avondje krijgen. Zij zal van meening zijn, dat de Muziek-Geschiedenis niet gemaakt wordt door den dirigent van het Amsterdamsche Concertgebouw.