Willem Andriessen [Chopin en Ravel]
Andriessen, van wiens programma ik kans zag de tweede helft te hooren, speelde drie dierbare en verrukkelijke Chopin's, welke pas den vorigen dag uitgevoerd waren door Dirk Schäfer: de Berceuse, de étude op. 25 No. 9 in ges, en de almachtige, hypnotiseerende Polonaise. Het is dus niet mijn schuld, dat de vergelijking zich opdrong en dat Andriessen de nederlaag leed. Hij is positiever, nuchterer, letterlijker, zwaarder, drooger, stugger, reëeler dan Schäfer, doch dit zijn eigenschappen, waarbij Chopin geen zier wint. Het was eene desillusie.
Ik kon Andriessen ook maar weinig danken voor zijne vertolking van Ravel's uiterst moeilijke ‘Ondine’, Ravels ‘Le Gibet’ (uit den cyclus ‘Gaspard de la Nuit’), die uitmuntten door pianistische voortreffelijkheden, maar ontdaan bleven van de magische emanatie, van die wonderlijke en niet te beschrijven muzikale telepathie, zonder welke de mooist gerangschikte noten en de sonoriteiten der edelste en kunstigste samenstelling waardeloos zijn en 't eene oor in, 't andere oor uit gaan. Van Debussy's ‘Doctor Gradus ad Parnassum’ vat Andriessen wel de gemoedelijke scherts en ironie, maar weet niet hoeveel eensklaps heugende teederheid en ontroering verscholen liggen in een paar even aangeraakte tertsen. Men moet misschien Jules Laforgue gelezen hebben om dit te doorschouwen. En Andriessen weet ook niet, welke intieme meditaties Debussy zich droomde in ‘La fille aux cheveux de lin’ en hoe hieruit de allerzachtste bevingen van innigheid en adoratie kunnen opklinken.
Het is jammer. De piano was willig, maar Andriessen had een dorren avond en de muziek zal altijd eene genade blijven.