Elly Ney [Chopin-programma]
Er was van Chopin:
Een vage, doffe, vertroebelde polonaise (fis kl.) met pogingen tot kracht en vitaliteit, die bleeke machteloosheid werd.
Een nocturne (fis gr.) in kleurig vervloeiende half-tinten, maar wat uitgerekend en niet van harte.
Een nocturne (c kl.), te loom-gefluisterd en zonder harpengeruisch in het breed-gespannen, wijd-zingende choraal.
Vier etuden uit opus 10, waarvan de eene (No. 7) droog en vlug-vingerig als étude-zonder-meer; de andere (No. 12) driftig en voortvarend, maar directer van accent in gelaat en gebaar dan in klank en rhytme; de derde (No. 8) behendig en zelfs virtuoos, doch zonder tegenwoordigheid van geest, zonder de fantaske droom-grillen van den dichter; de vierde (zang van geluksherdenking met souvereine ironie, ‘étude’ genoemd), de vierde (No. 3 in e gr.) wel week-opschemerend en wel subtiel, maar zonder den mijmerenden, melancholischen ondertoon en zonder de verholen liefdes-extase.
Een scherzo (No. 4) rhapsodisch, maar te fragmentarisch. Geen duidelijk suggestieve opzet en geen continuïteit. Een warm gedeclameerd middenstuk in het mede-lijdende timbre van Wagner-heldinnen en met herinneringen aan de meewarige doods-verkondiging.
De derde sonate. Met een traag en mat eerste deel. Met altijd dezelfde pianissimo- en rubato-effecten. Met een goed-bedoeld, doch te veel noot-voor-noot gespeeld Largo. Met eene finale, waarin men gekweld werd door de meest uniform denkbare maatstrepen. Met eene finale zonder angst in de muziek, zonder bezetenheid, zonder paarden-gedraaf, zonder den course à l'abîme, zonder het pandemonium.
Een bolero (c gr.), die géén bolero was. Een bolero op vilten pantoffels. Te speelsch. Te geëffaceerd. Te weinig nerf. Te weinig energie.
Een Mazurka (op. 17 a kl.) schimmig, onwezenlijk voorgedragen. Geraffineerd, maar bloedeloos spel.
Twee walsen. Opus 34, a kl., in langoureus, lascief geluid en rythme, dat te cerebraal was om te dragen en spoedig, gelijk zooveel van 't voorgaande, eene dommelige allure kreeg. Opus 42, as gr., fijn gedetailleerd, prachtige toets, maar braaf ingezet en als een huiselijk dansje afgespeeld.
De grandioze Polonaise (as gr.). Vlak er naast, vanaf den allereersten aanhef. Kinderlijk en onbeduidend. Zonder grootheid. Zonder naderende soldaten-fanfares en vaandels, zonder woelende onrusten. Zonder edelmoedigheid, zonder vervoering. Zonder Polen en koningen en vrijheidshelden en revoluties en vlammende patriotismen in het verschiet van dit geweldige, bezielende, sterke epos.
Dit was alles. Elly Ney draagt het voor alsof zij zoo straks bij de winter-zonnewende, te midden van een stoet Druïden, met een gouden sikkel den maretak zal gaan snijden. Doch dat is uiterlijk geheim, zonder innerlijke genade.
De slechtste Chopin-pianist van dit najaar (en van alle pianisten) was Leonid Kreutzer. Elly Ney staat veel hooger. De beste echter wordt nog gewacht: Dirk Schäfer.