Historische Cyclus IX [Schumanns Ouverture ‘Manfred’ en Pianoconcert, Webers Concertstuk voor piano en orkest en Ouverture ‘Oberon’]
Wij weten wie Schumann is, want Holland laboreert er meer dan vijftig jaren aan. Om zijn piano-concert aannemelijk te maken voor onzen ongeduldigen, actieven tijd, zou men er wellicht de helft van moeten schrappen. Wanneer 't dan totaal onbruikbaar werd, zou 't ook geen ramp zijn. Het is hinderlijk als sommige menschen, die altijd dezelfde aardigheid vertellen, tien keer, honderd keeren.
Weber's Concertstuk voor piano en orkest is een ouderwetsche Italiaansche aria voor piano met begeleiding. Zij verdiende reeds lang begraven te zijn. De Casta Diva staat enkele millioenen malen hooger. Waarom is Weber de eenige opera-componist, die toegang verkreeg op den historischen cyclus? Of liever: waarom is een XVIII-eeuwsch opera-componist geschikt voor concert-gebruik doch niet een XIX-eeuwsch opera-componist? Spontini, Rossini, Meyerbeer en Verdi zijn genialer dan verschillende auteurs van symphonieën en liederen, die sinds vele jaren schimmelen in de concert-pantheons.
Artur Schnabel had met de twee historische stukken een reusachtig succes. Mengelberg dirigeerde de twee ouvertures Manfred en Oberon. Volgens Le Ménestrel van 19 Dec., die over zijn Parijsch Concert schrijft, vereenigt hij Mottl en Richter in zich: ‘Et nous retrouvâmes, alors, unie á l'irrésistible dynamisme de Mottl, l'ampleur émouvante d'Hans Richter.’
Het ergste van den historischen cyclus is nu achter den rug. Men schijnt echter op weg om Chopin te vergeten. Dat zou merkwaardig zijn.