Historische Cyclus VI [Beethovens Derde Leonore-ouverture, Vioolconcert en Pastorale]
Ter inlichting van de kenners, die niet aanwezig waren, en ter oriënteering van hen, die later zullen navorschen de muzikale toestanden tijdens het Jubel-jaar, diene, dat Mengelberg Beethoven's Pastorale-symphonie heeft opgevoerd met vijf hoorts (dat is 3 te veel), vier fagotten (dat is 2 te veel), vier bazuinen (dat is 2 te veel), drie fluiten (dat is 2 te veel), twee hobos, twee clarinetten, twee trompetten, twee pauken, (dat alles is volgens de voorschriften) en 'n strijkkwintet. Gedurende de onweers-scène heeft hij alle strijkers-tremolo's sul ponticello (vlak bij den kam) laten spelen, dat Beethoven niet genoteerd heeft, maar waardoor het eigenaardig effect van ritselenden regen verkregen werd. Bij dezelfde passage heeft hij de twee trompetten dempers laten opzetten, die niet bestonden tijdens het leven van Beethoven en voor 't eerst zijn aangewend in Wagners Meistersinger. De pauken-partij der Onweers-scène was door Mengelberg aangevuld met eene gelijk-luidende partij voor Groote Trom.
Dit zijn zeer belangrijke wijzigingen, die mijn gemoed van af 't begin der uitvoering verkeerd hebben ingesteld jegens de muziek. Een fonkel-nieuw werk mag voor raadselen en verrassingen plaatsen, want het moet er gedeeltelijk zijn ter wille van de geheimen en de onbekende paradijzen, welke het kan openen. Een klassiek werk mag revelaties brengen en onthullingen (ik verg ze zelfs) maar niet met onbekende materialen, welke buiten den gezichtskring vielen van den auteur of die hij niet wenschte te gebruiken. Dan heeft men geen houvast, dan voelt men zich verloren in speculatieve manoeuvres, welke tot de onverwachtste experimenten kunnen voeren. Tot dit doel heeft Beethoven zijne muziek niet vrij nauwgezet en vrij betrouwbaar opgeteekend.
Waar is trouwens de grens voor een dirigent, die zich begeeft in zulke irrealiteiten? Het staat niet vast, dat Mengelberg voor een tweede uitvoering óók een Groote Trom zal aanwenden, want zij beviel hem misschien niet. Het is echter even goed mogelijk dat dit instrument hem onvoldoende lijkt en dat hij het versterkt met een paar bekkens, met een wind-machine, met een donder-machine. Waar is de grens?
Mengelberg's willekeurige vrijheid kan ook ten aanzien van het werk niet verdedigd worden. De Pastorale van Beethoven is geene symphonie, welke psychologisch verdiept kan worden. De pastorale is en blijft eene idylle in achttienden eeuwschen landschap-stijl. Men kan Berlioz aanschouwelijk maken met Daubigny-effecten van kruiende wolken, zware licht-golven en andere romantische gegevens. Maar Beethoven's sentiment en factuur is geheel in strijd met deze natuur-visie, tot welke hij niet eens preludeert. In het Programma-boekje leidde Curt Rudolf Mengelberg ons in tot een ‘luchtigen en idyllischen’ Beethoven, dien de 19de eeuw verlaten heeft om den ‘grooten’ en geweldigen Beethoven te zoeken en lief te hebben. Dit schijnt mij in zonderlinge tegenspraak tot de opvattingen van Willem Mengelberg, die gedurende de heele idyllische, luchtige symphonie naar den epischen en grandiozen Beethoven zocht en trachtte. Het maakte de verwarring nog heviger. Men werd geïntroduceerd tot een stillen Virgiliaansch ecloog, men kreeg daverende Faustiaansche natuur-bezwerinigen. En ook daar hielden de ondoorgrondelijkheden niet op. Want ik sta nog steeds voor het vraagstuk, waarom Mengelberg ook de clarinetten en trompetten en hobos niet verdubbelde, waarom hij geen vier fluiten neemt in plaats van drie. Dan komt er ten minste orde, klaarheid en consequentie in zijn streven.
Er was, ondanks het vele artificieele, wat de uitvoering kenmerkte, veel te waardeeren, doch ik raakte niet tot de innerlijke rust en de stilte, welke noodig zijn om muziek als Beethoven's vioolconcert, met zijn tallooze hemels-blauwten, en tallooze lengten, te ontvangen, hoewel Adolf Busch, op vier of vijf tonen na, het speelde met een wondere volmaaktheid en in de blankste regionen. Ik voelde ook den greep niet der Derde Leonore-ouverture, hoe gespannen, hoe dramatisch en fel in de kleur zij ook geïntoneerd werd. Mijn eind-indruk was, dat Mengelberg alles soeverein regeerde met zijn intellect en wil, maar dat zijn hart en de demonische vermogens van het ondefinieerbare organisme, dat meer is dan hart en ziel te zamen, afwezig bleven. Hij is de eenige ter wereld, die over zulke imponderabilia opheldering kan geven.
De groote ovaties gingen naar Busch. Ik geloof, dat de Pastorale haar doel voorbij schoot.