Nationale Opera: De zwerver (Stadsschouwburg)
De muzikale stof voor ‘Carmen’ vond Bizet in Spaansche liederen-bundels. Moussorgski trok zijn Boris Goedoenof op met Russische volkswijzen. Xavier Leroux exploiteerde voor De Zwerver (Le Chemineau) de folklore van Bretagne, Normandië en de Landes. Wanneer haalt een Nederlandsch componist opera's uit Valerius' Gedenckklanck, uit de drie dikke deelen van Florimond van Duyse's Vlaamsche liederen, uit de schatten aan volkskunst, welke op Terschelling, in Friesland, in den Achterhoek en andere vindplaatsen gedolven worden? Of wanneer zal de Nederlandsche componist de inheemsche muziek zoo leeren observeeren, dat men er de aarde uit proeft, de natuur, dat zij is du pays, du terroir? en wanneer zal hij ze geven zonder de Aufklärungs-accenten van de theoretische pontifen, zonder het conservatorium-vernisje, dat ze de ziel smoort?
Dat zijn de twee eenige condities voor een nationale opera. Karakter in plaats van talent; oprechtheid in plaats van goed-gedresseerde automatismen; geen schrik voor trucs; geen halfheid, noch in 't goede, noch in 't kwade; helderheid en zelfbewustzijn; geen aarzelingen, maar durf en moed.
Het is zoo lastig niet, dat ziet men aan Charpentier, aan Massenet, aan Xavier Leroux. Hadden deze componisten, die alle schouwburgen der wereld veroverden, veel meer dan een stevig geloof in hunne persoonlijke eigenaardigheden, die bij alle drie tamelijk bedenkelijk zijn? Ik zou ze niet graag met de groote meesters vergelijken, maar zooals deze hun geniale gaven inzetten, zoo zetten de anderen hun minder geniale gaven in: met volle kracht, met overtuiging, met stoutmoedigheid. Het is treurig, dat Nederland met al zijn talent zich niet bevrijden kan tot dat onafhankelijke gebaar. Er zijn voor de vuist weg tien Hollandsche componisten op te noemen, die niet slechter bedeeld zijn dan Leroux en die toch niet doen, alsof zij nog eens een werk zullen schrijven met evenveel draagvermogen als Le Chemineau.
Ik zag van De Zwerver twee bedrijven. Het verbaasde me, dat men het stuk heeft laten vertalen door Hugo Nolthenius en dat deze vertaling voortdurend en aanzienlijk gevarieerd werd door de gezamenlijke spelers. Ik begrijp hiervan de reden niet, want het lijkt vanzelfsprekend, dat men eene opera-vertaling niet alleen maakt om ze te laten drukken. Op deze wijze komt men, wat de qualiteit van den tekst betreft, nooit tot een zuiveren toestand en ik zou willen weten wie hier fout is.
Het verbaasde me ook, dat de algemeene leider zoo weinig aandacht blijft schenken aan de hoedanigheid van het spel en alles wat verband houdt met de uiterlijke verschijning. En bloc genomen maakt de regie een aannemelijken indruk, maar er is zoo goed als geen enkel detail, dat tegen eene gematigde critiek bestand is. Om een paar voorbeelden te geven: géén verstandig mensch, en zeker niet een boerinnetje, zal met de schoentjes welke Aline droeg gedurende het vierde bedrijf, de sneeuw ingaan. Niemand zal bij winter-kou de deur laten open-staan van eene kamer, waar een stokoude, uitgeteerde man op sterven ligt. De twee bedrijven, welke ik zag, wemelden van dergelijke onnauwkeurigheden. Men was ook weer getuige van de zonderlingste houterigheid en van actie, welke tegen alle gezond verstand indruischt. Het spel, dat gegeven wordt door de hoofd-personen, door de figuren van het tweede plan, door iedereen, is onzen tijd en onzen smaak meer dan vijftig jaren ten achter. Bezoekt niemand van de leden der Nationale Opera ooit een tooneel-voorstelling of een bioscoop? ‘De Zwerver’ is een veristisch, z.g. natuur-getrouw muziek-drama. Laat men er op letten, dat acteurs nooit meer gevaar loopen belachelijk te worden, dan in simpele alledaagsche rollen.
Onze Rotterdamsche medewerker besprak de bijzonderheden dezer première in ons avondblad van 17 November. Daar de bezetting bijna ongewijzigd bleef (Van Tulder verving Van Schaik in het rolletje van 's zwervers zoon) behoeft aan zijn oordeel niets te worden toegevoegd. Ik zou er alleen op willen wijzen, dat het orchest onder Willem Harmans harder en stugger klinkt dan onder Van Raalte. Wanneer zal men er toe besluiten om de orchestruimte te overdekken of het orchest zóó te temperen, dat men niet gedwongen is zich te pijnigen om den tekst te verstaan? Op welke wijze het meerendeel der hoorders er in slaagt hier eene opera te volgen is mij hoe langer hoe raadselachtiger.