Alfredo Casella [op uitnodiging van de Universalisten in de bovenzaal van het Americanhotel]
De exquis-besnaarde Universalisten hadden zich voor hun tweede onder-onsje meester gemaakt van Alfredo Casella.
Ziet, hoe exquis-besnaard zich de Universalisten betuigden.
Zij vroegen Casella, waarschijnlijk met behulp van ostentatieve brievenhoofden, tot het geven van een concert in de bovenzaal van 't American-hotel. Het was er koud en er zwierf etenslucht: de onuitstaanbaarste combinatie van atmosfeeren. In de nis van het podium, tegen het verlepte boomen-decortje, oudsten stijl, wachtten eene treurige canapee en een treurige fauteuil, pluche natuurlijk, op niemand. Het instrument, dat Casella moest bespelen, was een gedegradeerd, halfsleetsch en slecht gestemd vleugeltje, dat men voor vingeroefeningen van beginnelingen niet zou durven aanbevelen.
Daar, en daarop, moest Casella ons inleiden tot de vermetel gedivisioneerde klanken en timbres van den nieuwen stijl, tot de expressionismen van spinraggende, met de uiterste zorgzaamheid gewikte sonoriteiten. Buiten gierde het avondstraatlawaai van blaffende autohoorns, bellende trams, fluitende, gillende jongens, dat scheurde door ruiten en gordijnen en ijle harmonie. Langs wanden en deuren van het polychrome zaaltje drensden de wals-weeë geluiden van een strijkje uit een aangrenzend vertrek. Men rookte, want men was onder auspiciën van fumisten. Men hoestte onverstoorbaar, men overkuchte rythmen en melodie, terwijl de stoelen kraakten in koor. Er hing de stemming en gezindheid van een bittertafel.
Het publiek, op enkele eenvoudige menschen na, had zich samengesteld uit soi-disants hyper-sensitieven, kleur-voelers, verfijnde zintuigelingen, vergeestelijkten, aestheten en andere schoonheidzoekers in soorten. Zij gebaarden zich nieuwsgierig, behaaglijk en welgedaan. Zij namen zelfs het air van zich minder te interesseeren voor hunne cigaret dan voor de Muziek, waarvan geen enkele klank hen ongehinderd, onverminkt en onvermengd kon toekomen, waarvan alle ontroering verstrooid en elke nuance door de onafgebroken herrie werd stukgestooten. Het deerde niet. Niemand van dit uitgezochte groene hout (wat zal er dan met het dorre geschieden?) dacht aan den hoon of bekommerde zich om den smaad, dien heel de omgeving uitstortte over de muziek, over de schoonheid.
Het was pijnlijk voor Casella, dat men hem zoo dringend noodigde ons voor barbaren te houden. Het is een schande, dat muziek hier voor zulke smakelooze bejegeningen goed genoeg wordt geacht. Casella zag kans om zijn programma tot de helft te bekorten. Maar hij had minder hoffelijk mogen schipperen en ronduit moeten weigeren om aan deze paskwillige vertooning mee te doen. Het was beter geweest ons in 't harnas te jagen met eene anecdote van Beethoven, die eens verklaarde niet te willen spelen voor varkens, dan het met zijne idealen op een accoordje te gooien.
De verantwoordelijke persoon voor dit misbruik-maken van kunst en kunstenaars, de heer Arthur Pétronio, uitvinder der Universalisten, heeft geen besef gehad van het respect, dat zelfs een Al-bedil verschuldigd is aan eene verschijning gelijk Casella en aan de Muziek in 't algemeen. Hij beunhaze voortaan maar liever niet meer met dit onderdeel van het Universum. Men wil in dit land wel eens eene andere kunst geëncanailleerd zien dan de altijd en eeuwig vogelvrije muziek.
* * *
Casella, een pianist met een opmerkelijk en zeer vindingrijk toucher, een buitengewoon dichter op zijn instrument, geeft Woensdag een avond in het Concertgebouw. Dan worde hier geschreven over zijn spel en over de hedendaagsche Italiaansche klaviermuziek.